Opinie

CDA moet iets meer zondebesef hebben

Uit een recente studie van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA concludeert Jan Schinkelshoek dat het CDA er een nogal optimistische mensvisie op nahoudt. Daarom wenst hij de partij iets meer zondebesef toe.

13 April 2007 09:14Gewijzigd op 14 November 2020 04:41
„Het christendemocratisch denken is een erfgenaam van grote, verreikende en zelfs adembenemende perspectieven, een visie die na meer dan 2000 jaar nog steeds inspireert – tot naastenliefde, tot gerechtigheid, tot bekommernis, tot inzet voor mens en wereld
„Het christendemocratisch denken is een erfgenaam van grote, verreikende en zelfs adembenemende perspectieven, een visie die na meer dan 2000 jaar nog steeds inspireert – tot naastenliefde, tot gerechtigheid, tot bekommernis, tot inzet voor mens en wereld

Tijdens de kerstdagen heb ik met groeiend plezier gelezen in een van de nieuwste rapporten van het productieve Wetenschappelijke Instituut voor het CDA, een rapport over de grondslagen van christendemocratische politiek. Onder de titel ”Mens, waar ben je?” heeft een commissie van deskundigen zich gebogen over de vraag wat de christelijke traditie anno nu politiek te bieden heeft.Als er één rapport in een fundamentele behoefte voorziet, is het dit wel. Het is een veelbetekende en veelzeggende aanzet tot wat door oud-premier Lubbers ooit eens de ”herbronning” van het CDA is genoemd. En dat had de christendemocratie nodig.

Echter, de blauwdruk van het mensbeeld zoals geschetst in de WI-studie verbergt een grote, gecamoufleerde zwakte. En dat is hubris, hoogmoed. Het christendemocratische denken verwacht nogal wat van de mens. Te veel, als je het mij vraagt.

Het rapport houdt er per saldo een nogal optimistische mensvisie op na. Er klinkt maar weinig in door van wat toch een van de opvallendste karakteristieken van het christendom is: het besef dat mensen onvolmaakt zijn, gebrekkig. Dat we er steeds weer een rommeltje van maken. Er wordt wel wat gemompeld over „kwetsbaarheden” en andere menselijke zwakheden. Maar je vindt er hooguit een zwakke echo van de klassieke christelijke leer over de erfzonde, die misschien wel het meest pregnant z’n weerslag heeft gevonden in de reformatorische Heidelbergse Cathechismus („onbekwaam tot enig goed”, „geneigd tot alle kwaad”).

Die sombere gereformeerde mensvisie heet religieus niet bruikbaar meer. Ook politiek is zo veel zondebesef niet erg courant. Wat moet je met een partij die rondtolt in pessimisme? Die blijft steken in menselijk onvermogen? Erfzonde? Dat klinkt heel ouderwets. Zo ouderwets dat zelfs verstokte gereformeerden zich er tegenwoordig een beetje voor schamen.

Gemiste kans
Dat is meer dan een lichtzinnige ketterij. Het is vooral een gemiste kans om een klassiek-christelijk dogma weer een gepaste, heilzame plaats te geven in het christendemocratisch denken.

Je zou kunnen zeggen dat de wereld snakt naar erkenning van de erfzonde. Er gaat veraf en dichtbij zo veel mis -om maar niet te zeggen dat de mensheid er telkens weer een puinhoop van maakt- dat optimisme als grondhouding afgedaan heeft. Het vooruitgangsgeloof had na Verdun, na Auschwitz, na Hirosjima en na goelag al zware klappen opgelopen. En wie gelooft nog bij het begin van de 21e eeuw nog in de maakbaarheid van de samenleving?

Maar wie rekent met een aangeboren menselijk tekort, voelt zich niet zo snel bedrogen of teleurgesteld. Een, noem het, realistischer kijk op waartoe de mensheid in staat is, is alleen al daarom nuttig, nodig en zelfs heilzaam om te voorkomen dat mensen zich optimistisch, naïef overgeven aan allerlei ondernemingen en andere experimenten die vroeger of later op nieuwe ontgoochelingen en rampen uitlopen. Als een correctie op zelfoverschatting. Als een beschermende laag.

Het is me ook liever dan het opgewekte, optimistische christendom dat de indruk maakt het erg goed met zichzelf getroffen te hebben. Die zelfvoldaanheid, grenzend aan moralisme, maakt dat christendom zo verdraaid ergerlijk. Maar daarentegen heeft het besef van zonde, hoe gek het misschien ook klinkt, juist iets humaans. Iets bevrijdends zelfs.

Het is de erkenning dat mensen niet, om welke onnaspeurlijke reden dan ook, van de ene op de andere dag kwaadwillend worden. Het kwaad zit ons in de genen. Niet bij de een wel en de ander niet. Nee, collectief. En daarom is steeds argwaan geboden tegen alles wat riekt naar goede bedoelingen, grote idealen en grootse ambities.

Realisme
Dat voorkomt ook een politiek vooruitgangsgeloof, een al te optimistische inschatting van wat er aan het Binnenhof te bereiken valt. Daarom wens je het CDA iets meer zondebesef, iets meer oog voor de menselijke onvolkomenheid toe - méér dan doorklinkt in de studie naar de grondslagen van moderne christendemocratische politiek.

Wie zich bewust is van het kwaad, kan zich er beter tegen wapenen. Wie lichtvaardig, bijna naïef tegen de wereld aankijkt, maakt zich kwetsbaar voor het verwijt te hoog te grijpen. En loopt het grote risico heel diep te vallen.

Nee, dat loopt niet uit op sombere zwartgalligheid. Het is een pleidooi voor realisme, christelijk realisme. Christelijke politiek -laat ik die term gemakshalve maar overnemen- weet van de immense afstand van Binnenhof en Evangelie. Juist omdat ze diep doordrongen is van aardse beperkingen en menselijke gebrekkigheid, slaagt ze erin de goede balans te bewaren tussen wat moet en wat kan.

Ze heeft idealen, hoge idealen zelfs. Maar is niet hemelbestormend. Ze kent vergezichten. Maar geeft zich niet over aan dagdromerijen. Ze weet daarom het broze evenwicht tussen politiek cynisme en hoogdravend idealisme te bewaren. Dát maakt voor mij de kern van het christendemocratisch denken uit.

Zelfcorrectie
Het christendemocratisch denken is een erfgenaam van grote, verreikende en zelfs adembenemende perspectieven, een visie die na meer dan 2000 jaar nog steeds inspireert - tot naastenliefde, tot gerechtigheid, tot bekommernis, tot inzet voor mens en wereld. Maar het is allesbehalve naïef, het weet van de menselijke zwakheid, fouten, misslagen.

Zich bewust van die condition humaine, draagt de christendemocratie -in tegenstelling tot socialisme en liberalisme, kinderen van het optimistische vooruitgangsgeloof- een zelfcorrigerend vermogen in zich. Een zelfcorrectie die garant staat voor een evenwicht tussen eigenbelang en solidariteit, individu en gemeenschap, vrijheid en verantwoordelijkheid, overheid en burger, markt en staat.

Christendemocratie zet kleine stappen, waardeert het compromis, bewaakt het evenwicht, zet aan tot verantwoordelijkheid, overschat zich niet. Ze staat met beide voeten in de klei. Vandaar dat het eerder vuile handen oplevert dan de witte klederen uit Openbaring. Het lijkt mij dat Nederland dat nodig heeft. Misschien wel meer dan ooit.

De auteur is Tweede Kamerlid voor het CDA. Dit artikel is een verkorte versie van een artikel dat binnenkort verschijnt in Christen Democratische Verkenningen, het kwartaaltijdschrift van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer