In gesprek met de seculiere elite
Het publieke debat over religie is nauwelijks een debat te noemen. Een blanke, seculiere elite, veelal woonachtig in de grootstedelijke gebieden, monopoliseert de discussie, vindt dr. Stefan Paas. „Ze leven in een zelfgeschapen isolement en kennen helemaal geen gelovigen persoonlijk.”
Dr. Stefan Paas wil in zijn boek ”Vrede stichten” christelijke theologische inzichten inbrengen in het debat. „We hebben gedeelde waarden en gemeenschappelijke liefde nodig. Nederland heeft vanuit zijn geschiedenis in dit opzicht veel te bieden. We moeten daarom enorm investeren in het gesprek met elkaar.”Stefan Paas, lector gemeenteopbouw aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en missionair opbouwwerker in Amsterdam, vindt een publiek debat belangrijk, want vanuit het onderlinge gesprek over zaken die men deelt, ontstaat gemeenschap. Paas wil een bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat over ons ”gemeenschappelijk goed”, dat zijns inziens niet te begrijpen is zonder hulp van christelijke theologische inzichten. „Begrippen als vrijheid en gelijkheid, belangrijke onderdelen van ons gemeenschappelijk goed, zijn geen lege hulzen, maar ze zijn historisch gevormd, in antwoord op het morele appel dat van deze begrippen uitgaat. We vergeten dat de centrale culturele items van onze samenleving geworteld zijn in een geschiedenis die in hoge mate is gestempeld door het christelijke geloof.”
Fundament
De waarden van vrijheid en gelijkheid vormen volgens Paas het fundament van de westerse cultuur. „Dat zijn onomstreden cultuurwaarden, die we niet zelf gemaakt hebben, maar die we aantreffen in onze cultuur en geschiedenis en waarvan een moreel appel uitgaat. Het probleem is dat deze waarden degenereren als we ze losmaken van hun religieuze oorsprong.”
Liberalisme en socialisme zijn bijvoorbeeld „verloren zonen van het christendom.” „Het liberalisme heeft protestants-christelijke wortels maar lijkt nu te verlangen naar staatsdwang om andersdenkenden hun opvattingen op te leggen. Voor moderne liberalen is religie een irrationele en gevaarlijke zaak. De moderniteit heeft een individualistische invulling aan de vrijheid gegeven, in de zin van individuele zelfbeschikking. Vrijheid wordt ongebondenheid en gelijkwaardigheid valt samen met gelijke kansen geven om deze autonomie te verwerkelijken. Daarom moet er steeds een waarde als broederschap of gemeenschapszin bij om de andere twee waarden in evenwicht te houden.
Ik pleit er daarentegen voor om vrijheid en gelijkheid niet zo individualistisch in te vullen. Het zijn begrippen die we alleen kunnen verstaan als we onszelf zien als wezens die in relatie staan met God en medemensen.”
Diepere dimensie
Paas zoekt in zijn boek de diepere dimensie van politiek. „Politiek heeft een religieuze structuur, in die zin dat zij handelt vanuit een conceptie van wat ultieme waardering verdient. (…) Politiek is, of zij nu erkent dat gezag van buiten komt of vanuit onszelf opkomt, in haar hart gemotiveerd door een religieuze impuls.”
De schrijver noemt de waterscheiding tussen politiek en theologie problematisch. „Politiek die niets bemiddelt (Gods gezag, de natuurlijke wet, de morele orde), kan alleen gedefinieerd worden als een instantie die belangen behartigt: belangen van mijzelf of die van een ander. Waarom zou ik naar de overheid luisteren als die niet meer vertegenwoordigt dan zichzelf of de wil van het volk? Die vraag knelt vooral als de overheid maatregelen neemt die niet direct in mijn belang zijn.”
Juist omdat politiek en religie niet te scheiden zijn, vindt Paas dat ook geloofsargumenten een plaats moeten krijgen in het publieke debat. „Voor veel mensen zijn dit zeer betekenisvolle argumenten en ze zijn niet per definitie irrationeel of ontoegankelijk. Bovendien ontstaat het probleem van wantrouwen. Wanneer gelovigen geen geloofsargumenten mogen gebruiken, zullen niet-gelovigen hen al snel kunnen ontmaskeren als mensen die hun ware redenen om iets te vinden verbergen.”
Wat volgens Paas veel meer aan de orde moet komen, is dat we in Nederland diepgaande verschillen hebben in onze visie op wat waarheid en realiteit is. „Wil het gesprek echt een debat zijn, dan zal het gekenmerkt worden door botsing der opinies. Een debat waarin iedereen het eens is, is een schijndebat. De pluraliteit van ons debat is een gegeven waarin we ons niet alleen pragmatisch moeten schikken, maar dat we principieel moeten erkennen. Gelovigen zullen daarom ook de gelegenheid moeten krijgen de atheïstische wereldbeschouwing onder vuur te nemen in spraakmakende programma’s als Buitenhof.”
Waterscheiding
De waterscheiding tussen privéwaarden en publieke feiten is in wetenschapstheoretische zin verouderd, maar is nog springlevend op het niveau van mens en maatschappij, aldus Paas. „Het lijkt er zelfs op dat er een verscherping plaatsheeft: zelden werden de laatste tijd zo veel betogen gehoord voor de scheiding tussen kerk (privé) en staat (publiek) en zelfs voor het volledig verwijderen van religie uit de publieke ruimte. De dominante liberaal-intellectuele cultuur gaat ervan uit dat seculiere redenen voor iedereen toegankelijk zijn, terwijl religieuze redenen dat niet zijn. Nog altijd gaat zij uit van een eenheidscultuur, met één levensbeschouwelijke taal.”
Er bestaat voor Paas geen ”moreel Esperanto” (een term van Paul Cliteur) op grond waarvan het onderlinge gesprek over het gemeenschappelijk goed gevoerd kan worden. „Cliteur bewijststelt in zijn nieuwste boek onder deze titel dat alleen liberalen het gesprek in het publieke domein mogen voeren en dat religie per definitie gevaarlijk is. Als je een leven als christen leidt, moet je dat echter ook in het publieke leven doen. Mag je dat niet doen, dan werk je gelegitimeerde discriminatie in de hand.”
Beroep op Bijbel
Dr. Paas spreekt genuanceerd over het beroep op de Bijbel. Het gezag van de Bijbel wordt niet uitgedrukt in een „commandostructuur”, schrijft hij. „Er schuilt een gevaar in een abstract spreken over ’het’ gezag van de Bijbel, los van het concrete leven waarin dit gezag wordt erkend en gevolgd. Autoriteit van de Bijbel is nooit los te maken van menselijke uitleg, traditie, cultuur. Er is argumentatie nodig om de Bijbel in het publieke debat te gebruiken.”
Paas stelt verder dat ook niet-christenen ware inzichten tentoonspreiden in de morele orde. „Christenen zullen deze inzichten verwelkomen als blijken van Gods soevereine werk in Zijn Schepping en als teken van de activiteit van de Geest. Het is daarom belangrijk om te blijven beklemtonen dat christenen niet de waarheid in bezit hebben, maar proberen Christus na te volgen. Zij geloven niet in een objectivistisch waarheidsstandpunt -de enige waarheid is onze waarheid- maar geloven in een waarheid die zich als Persoon kenbaar heeft gemaakt.”
Paas stelt dat de opvatting dat het bijzonder onderwijs geheel blank en autochtoon zou zijn, „onzinnig” is. Sommige bijzondere scholen waarvoor dit wel geldt, zouden er volgens hem over na moeten denken om ook andere leerlingen toe te laten. Hij stelt zelfs dat scholen weliswaar hun eigen identiteit moeten kunnen behouden, maar tegelijkertijd ook aangemoedigd en wellicht zelfs verplicht worden een nader te bepalen hoeveelheid kinderen uit andere tradities als leerling aan te nemen.
Is een verplichte toelating niet al te veel gevraagd?
„Mijn accent ligt ook niet op verplichting, maar op aanmoediging. Dit geldt natuurlijk vooral voor scholen waar het aannamebeleid erg strikt is. Het zou hoe dan ook alleen moeten gebeuren met bepaalde waarborgen voor behoud van eigen identiteit, zoals zeggenschap over personeelsaanstellingen.”
Geen theocratie
Paas verwerpt theocratie als politiek begrip. Hij definieert die als een systeem waarin godsdienstige overtuigingen omgebouwd worden tot politieke doelen. Het is zijns inziens een fout die teruggaat op de middeleeuwse eenheidsdroom van kerk en staat. Hij citeert met instemming de Leidse ethicus G. G. de Kruijf, die zegt: „De kerk moet echter haar apostolair verlangen niet op een politieke manier willen bewerken. De staat is geen instrument tot realisering van het heil.”
Theocratie is zelfs een theologische dwaling, aldus Paas. „Het komt erop neer dat de nieuwe orde van Gods koninkrijk met de middelen van de oude orde moet worden bewerkt en dat het oordeel van God niet wordt afgewacht. Dat is de duivel uitdrijven met Beëlzebul. Politiek is een instelling Gods van de oude bedeling. Zij kan getemd worden, maar niet gekerstend. De staat kan zich niet opwerpen als beschermer van de kerk of politieke middelen gebruiken om de missie van de kerk uit te voeren. Politiek die door christenen wordt bedreven, is geen sterke arm van de kerk. De kerk heeft Christus als haar beschermer en dat moet genoeg zijn.”
Paas moet daarom niets hebben van machtsvertoon van de kerk. „Een christelijke bijdrage aan de samenleving is vandaag onvermijdelijk een bijdrage vanuit de kantlijn. Christenen hebben niet meer de macht die zij vroeger hadden. Nederland is geen christelijk land meer, als het dat ooit geweest is.”
U brengt artikel 36 van de NGB en Calvijns visie op de binding van de overheid aan Gods wet (in beide tafelen) in verbinding met gebruik van geweld. Toch wil de gereformeerde overheidsvisie de overheid binden aan Gods wet maar ze verwerpt tegelijkertijd dwang, zelfs gewetensdwang.
„Calvijn keerde zich tegen dwang in religie, maar als ergens de Reformatie was gevestigd, werd deze ook met dwang gehandhaafd. Calvijn heeft zich vooral gebaseerd op het Oude Testament. Als hij zelf beter had verwerkt wat hij over de oudtestamentische wetgeving had geschreven, had hij andere conclusies getrokken ten aanzien van de overheid. Hij is mijns inziens te zeer schatplichtig geweest aan de middeleeuwse visie. Ook in zijn tijd waren er al protestanten en zelfs gereformeerden die er anders over dachten.”
Toch hebben ook latere gereformeerde christenen de theocratische traditie willen vruchtbaar maken voor deze tijd, zoals Hoedemaker, Van Ruler en een politieke partij als de SGP. Lag uiteenzetting met deze richting ook niet voor de hand?
„Ik ben niet ingegaan op Van Ruler en Hoedemaker, wel op de SGP. Ik heb geconcludeerd dat deze weg gewoon verlaten moet worden, omdat je je in allerlei bochten moet wringen om er in deze tijd nog een zogenaamde verkondigingstheocratie op na te houden. Ik ben niet voor een neutrale, maar wel voor een onpartijdige overheid. Deze mag niet partij kiezen voor een bepaalde stroming in de samenleving, hetzij een kerk of een liberale voorhoede. De taak van de overheid is om de publieke vrijheden en rechten te handhaven en zich tegen zonde en kwaad te keren. Vanuit christelijk perspectief dienen we de overheid op haar beperkte karakter te wijzen. Doe je dat niet, dan kom je gauw uit bij een overheid met het kaliber van Openbaring 13. De overheid is niet een voorbode van het Koninkrijk van God maar wordt eens door Christus en Zijn Rijk afgelost. Een christelijke overheid moet de kerk aansporen haar werk goed te doen door haar niets in de weg te leggen, maar bevoordelen kan zij niet. Wel moeten de kerken zich realiseren dat als de overheid christelijk wordt en naar God gaat vragen, de kerken dan ook wel degelijk op die vraag mogen ingaan. Maar kerk en overheid zijn niet noodzakelijk partners, zoals de theocratie veronderstelt. De overheid behoort tot de aardse bedeling, tot de orde van de dingen die voorbijgaan.”
Mede n.a.v. ”Vrede stichten. Politieke meditaties”, door dr. Stefan Paas; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2007; ISBN 978 90 239 2175 2; 433 blz.; € 25,-.
Stefan Paas
Stefan Paas (1969) promoveerde in 1998 op ”Schepping en oordeel. Scheppingsteksten bij enkele profeten uit de achtste eeuw voor Christus”. Hij publiceerde onder meer ”Jezus als Heer in een plat land” (2001), ”Creation and Judgement” (2003) en ”De werkers van het laatste uur” (2003).
Momenteel werkt hij als lector gemeenteopbouw aan de Christelijke Hogeschool Ede, als missionair opbouwwerker in Amsterdam en als docent missiologie aan het Center for Evangelical and Reformation Theology aan de VU in Amsterdam.
Wantrouwen
„Politieke leidslieden als Balkenende en Donner worden met opmerkelijk veel meer wantrouwen benaderd dan liberale of socialistische politici, zodat zelfs hun seculiere redenen nauwelijks worden geloofd. Gelovigen moeten zichzelf blijkbaar niet alleen in allerlei bochten wringen om toegang te krijgen tot het publieke oor, zij kunnen bovendien een vijandiger benadering dan anderen verwachten. Ze zijn als het ware gedwongen om hun eigenlijke argumenten te verbouwen in een andere taal. Liberalen hoeven dat niet te doen.”