Nog geen duurzame vrede in Atjeh
De bevolking van de Indonesische provincie Atjeh heeft behoefte aan vrede, maar ze is bang dat de huidige periode van rust zal worden gevolgd door nieuwe conflicten. Nederland en de Europese Unie moeten zich blijven inzetten om dat te voorkomen, stellen Jack van Ham en Mei Ling Liem.
Op 24 maart arriveerden drie legertrucks in Desa Alue Dua, in het district van Noord-Atjeh. Soldaten, op zoek naar informatie over de mishandeling van vier collega’s enkele dagen daarvoor, doorzochten huizen en ondervroegen dorpelingen. Toen dat geen resultaat opleverde, begonnen de militairen willekeurige dorpelingen te slaan. Zo werd onlangs ook het kantoor van de KPA, de nieuwe civiele tak van de voormalige rebellen, platgebrand door onbekenden.Dit zijn slechts enkele voorbeelden van gewelddadige incidenten die verontrustend zijn als het gaat om het vredesproces in de Indonesische provincie Atjeh. De incidenten bevestigen eerder geuite zorgen van maatschappelijke organisaties. De aandacht van de internationale gemeenschap mag niet verslappen nu de Europese monitoringsmissie is voltooid en lokale verkiezingen succesvol zijn verlopen. Een duurzame vrede is nog altijd niet bereikt. „De wereld denkt dat Atjeh een voorbeeld van vrede is, maar de latente woede en de mogelijkheid van een hernieuwd conflict zijn zorgwekkend”, aldus Faisal Hadi, directeur van Koalisi NGO HAM, een coalitie van mensenrechtenorganisaties in Atjeh.
Bemiddeling
Bovengenoemde voorvallen herinneren de bevolking van Atjeh aan het conflict dat na dertig jaar beëindigd is. Trauma’s liggen nog vers in het geheugen, misdaden en mensenrechtenschendingen bleven onbestraft. De inwoners van Atjeh hebben tijd nodig om het verleden te verwerken en het vertrouwen in hun buren, de gemeenschap, het leger en de politie te herwinnen. Tot die tijd kan elke vonk leiden tot een nieuw conflict. Hadi: „Ik maak me grote zorgen om de recente incidenten, omdat ze zich kunnen uitbreiden, waardoor de spanning weer toeneemt.”
De internationale gemeenschap moet zich ervan bewust zijn dat de voormalige partijen van het conflict nog steeds aanwezig zijn. Bemiddeling blijft daarom noodzakelijk. Met het vertrek van de Europese Atjeh Monitoringsmissie (AMM) in december vorig jaar verdween een stabiliserende factor die werd vertrouwd door alle partijen in Atjeh. Maatschappelijke organisaties zijn nog niet klaar om de bemiddelende rol van de AMM over te nemen. Door dertig jaar conflict en door de tsunami is hun capaciteit beperkt, ondanks grote inzet van de medewerkers. Zij wijzen daarom op de noodzaak van een overgangsproces en vragen hulp bij de capaciteitsopbouw.
Europe House, een klein EU-kantoor in Atjeh, kan enkele belangrijke taken van de AMM overnemen, maar is tot nu toe weinig zichtbaar. Het kantoor dient de ondersteuning van het vredesproces te verduidelijken. De symbolische stabiliserende en bemiddelende aanwezigheid van de EU ten tijde van incidenten kan namelijk helpen een hernieuwd conflict te voorkomen. Daarbij is Europe House al in een vroeg stadium in staat om nieuwe ontwikkelingen bekend te maken bij de EU en haar lidstaten. Deze ”early warnings” kunnen snel (diplomatiek) ingrijpen door de EU mogelijk maken.
Wetshandhaving
De recente gebeurtenissen reflecteren de lastige veiligheidssituatie in Atjeh. Taken van het leger en de politie zijn niet helder onderscheiden. Daarbij komt dat de nieuwgekozen gouverneur, Irwandi Yusuf, geen zeggenschap heeft over de legeractiviteiten. Ook is zijn controle over de politie beperkt. Yusuf heeft zijn bevoegdheid om de benoeming van de politiecommandant van Atjeh goed te keuren, zoals bepaald in het vredesakkoord, nog niet kunnen gebruiken. De huidige politiecommandant is benoemd voor het vredesproces.
Het genoemde incident is een voorbeeld van ontspoorde wetshandhaving, aldus Hadi. Het opsporen van wetsovertreders is een taak van de politie, niet van het leger. Doordat dit incident ook nog uit de hand liep, worden woede en wantrouwen van de bevolking bevestigd, terwijl een goede wetshandhaving juist kan bijdragen aan het vredesproces.
Cruciaal voor het vredesproces is ook het omgaan met mensenrechtenschendingen uit het verleden. Het vredesakkoord voorziet zowel in een mensenrechtenrechtbank, voor berechting van mensenrechtenschenders, als in een waarheids- en verzoeningscommissie, om slachtoffers van het conflict een stem te geven en gebeurtenissen bespreekbaar te maken. In augustus moeten de rechtbank en de commissie een feit zijn, belooft het vredesakkoord, maar tot op heden zijn er weinig ontwikkelingen.
„Om duurzame vrede te bereiken, moeten we mensenrechtenschendingen uit het verleden een plek geven. De waarheids- en verzoeningscommissie moet de waarheid aan het licht brengen. De mensenrechtenrechtbank moet straffeloosheid beëindigen. Dit is een manier voor de bevolking van Atjeh om te genezen. Zonder deze instrumenten zal de woede blijven”, aldus Hadi.
Obstakels
Nederland en de Europese Unie kunnen hun betrokkenheid bij het vredesproces tonen door toe te zien op de implementatie van de lokale wet voor Atjeh. Daarbij is steun voor de opzet van de mensenrechtenrechtbank en de waarheids- en verzoeningscommissie erg belangrijk. Tevens dient de Indonesische overheid te worden gewezen op de noodzaak om ook op nationaal niveau de lokale wet voor Atjeh te implementeren, onder andere door het aannemen van een wet die de verdeling van opbrengsten uit natuurlijke hulpbronnen regelt.
Hadi reisde onlangs naar Den Haag en Brussel om te wijzen op de obstakels in het vredesproces van Atjeh. De bevolking van Atjeh heeft behoefte aan vrede, maar ze is bang dat deze periode van rust zal worden gevolgd door nieuwe conflicten. Nederland en de Europese Unie moeten zich blijven inzetten om dat te voorkomen.
De auteurs zijn respectievelijk algemeen directeur en politiek adviseur Indonesië van de interkerkelijke ontwikkelingsorganisatie ICCO.