„Neem lichamelijke klachten na ramp serieus”
UTRECHT - Mensen die een ramp meemaken, tobben daarna vaak met lichamelijke klachten. Bij de Bijlmerramp was hiervoor weinig aandacht. Maar tijden veranderen. „Bij de vuurwerkramp in Enschede zijn er duidelijk lessen getrokken.”
Bellis van den Berg, werkzaam bij het RIVM, deed onderzoek onder 1550 bewoners en 2000 hulpverleners na de vuurwerkexplosie in Enschede op 13 mei 2000.Bij deze ramp kwamen 23 mensen om het leven, raakten er ruim 900 gewond en werden 1200 bewoners gedwongen te verhuizen, omdat hun huis werd verwoest of ernstig beschadigd raakte.
Van den Berg promoveert morgen aan de Universiteit Utrecht op de resultaten van het onderzoek. Dat onderzoek bestond uit twee delen.
„Allereerst is direct na de ramp via bloed- en urineonderzoek bekeken of de getroffenen schadelijke stoffen hadden binnengekregen. Dat bleek niet het geval.”
Daarnaast liet Van den Berg de getroffenen op drie momenten -drie weken, achttien maanden en vier jaar na de ramp- een vragenlijst met 21 lichamelijke klachten invullen.
„Uit dat onderzoek blijkt dat achttien maanden na de ramp 15 van de 21 klachten bij deze groep twee keer zoveel voorkomen als bij andere mensen. Na vier jaar geldt dat nog voor 12 van de 21 klachten. Ter controle gebruikten we een vergelijkbare groep van 850 mensen uit Tilburg.”
Bij klachten moet volgens Van den Berg worden gedacht aan hoofdpijn, buikpijn, nekpijn, last van spieren en gewrichten, vermoeidheid en concentratieproblemen.
„Van de Bijlmerramp in 1992 wisten we dat mensen daar soms jaren na de ramp nog over klagen. Er is toen echter pas na zes jaar een onderzoek ingesteld. Dat is te laat om het verband tussen de klachten en de ramp vast te stellen. Daarom is men in Enschede drie weken na de ramp al met een grootschalig onderzoek begonnen.”
Haar onderzoek levert volgens Van den Berg in ieder geval één concreet winstpunt op: „Er is meer erkenning gekomen voor het feit dat lichamelijke, vaak onverklaarde klachten kunnen zijn gerelateerd aan traumatische gebeurtenissen.”
Van den Berg heeft ook gekeken welke groepen mensen de meeste klachten hadden. „Dat zijn er drie: vrouwen, allochtonen en mensen met veel psychische problemen.”
De promovenda sluit niet uit dat in sommige gevallen de klachten al voor de ramp aanwezig waren. „Maar wat je dan ziet gebeuren, is dat mensen na een traumatische ervaring anders naar hun reeds aanwezige klachten gaan kijken.”
Is er op dit moment voldoende aandacht voor mensen met klachten na een ramp?
„Ik heb de indruk dat er van de Bijlmerramp in 1992 veel is geleerd. Een aantal van die lessen zijn in Enschede, acht jaar later, in praktijk gebracht.”
Welke lessen?
„Er is direct na de ramp in Enschede een zorgafdeling bij de plaatselijke Riagg opgericht en een informatie- en adviescentrum, waar mensen nog lang na de ramp met hun vragen terechtkonden. Dat was bij de Bijlmerramp niet zo. Er was toen veel onduidelijkheid voor de getroffenen. De overheid weet nu beter hoe ze met lichamelijke en psychische klachten na een ramp moet omgaan.”
Wat gaat u met uw onderzoek doen?
„Ik ben bezig een nieuwe vragenlijst te ontwerpen die straks bij iedere ramp kan worden gebruikt. En niet alleen bij rampen, maar ook bij veteranen die terugkomen van een missie. Ook dan zie je vaak dat er sprake is van allerlei vage, onverklaarbare klachten.”