Charta ’77 wilde geen vredesbeweging zijn
In het artikel in de krant van 3 maart over Charta ’77 wordt een versimpeld beeld gegeven van deze Tsjechoslowaakse mensenrechtenbeweging én van de lijnen die naar Nederland liepen, stelt Peter Morée . Hieronder een reactie van ir. Johann Grünbauer, een van de zegsmannen in genoemd verhaal.
Vanwege het dertigjarig bestaan van Charta ’77 staan de media in Tsjechië de laatste maanden vol over de mensenrechtenbeweging van Vaclav Havel en Jan Patoeka. Het is verheugend dat ook het Reformatorisch Dagblad aandacht besteedt aan deze gebeurtenissen. Het is echter erg jammer dat het artikel van Jan van Klinken van 3 maart een versimpeld beeld biedt van Charta ’77 zelf en van de lijnen die naar Nederland liepen in de jaren tachtig.Pluriform
Het begint met de aard van de beweging zelf. Charta ontstond op basis van de mensenrechtenakkoorden, gesloten in Helsinki in 1975, tussen Oost en West. Een volgende impuls was het proces tegen een aantal rockmusici die werden veroordeeld om politieke redenen. Charta was vanaf het begin een zeer pluriforme beweging van ex-communisten, rooms-katholieken, protestanten, schrijvers, toneelspelers et cetera. Charta werd ondertekend door iemand die een bewonderaar was van de Chileense dictator Pinochet, maar eveneens door iemand die er zeer linkse sympathieën op nahield. De gedachte van de universele mensenrechten hield hen bij elkaar.
Ook de contacten die vanuit Nederland werden onderhouden met chartisten waren van heel diverse aard. De Stichting Informatie over Charta ’77 bemiddelde in contacten met chartisten. In haar Bulletin verschenen documenten van Charta, nieuws over politieke gevangenen en andere artikelen over de situatie in Tsjechoslowakije. De PvdA, met Maarten van Traa als buitenlandman, stuurde regelmatig mensen naar Praag. Pax Christi Nederland had al een bescheiden netwerk van contacten nog voor het ontstaan van Charta.
Ook de Nederlandse protestantse kerken waren al langer bij de onafhankelijk denkenden in Tsjechoslowakije betrokken, onder andere via Hebe Kohlbrugge, die via de Raad van Kerken regelmatig studenten voor een jaar naar Praag en andere Oost-Europese bestemmingen stuurde. Ook het IKV ontbrak niet in dit lijstje, zij het dat die als organisatie wat later naar Praag kwam.
Typerend voor die situatie was dat de contacten in elkaar overliepen en op persoonlijke basis bestonden. Zo kon een bezoek van PvdA’ers gefinancierd worden door de Stichting Informatie over Charta ’77, met geld dat verstrekt was door Hebe Kohlbrugge. Coördinatie was feitelijk niet mogelijk vanwege de veiligheidsrisico’s. Reizigers naar Praag gingen vaak met meerdere opdrachten, komend vanuit meerdere Nederlandse organisaties. Voor de partners in Tsjechoslowakije had dat als gevolg dat die niet altijd duidelijkheid hadden over de vraag namens welke organisatie iemand eigenlijk kwam.
Misvatting
De positie van het IKV in de contacten met de Tsjechoslowaakse dissidenten in de jaren tachtig was inderdaad niet onomstreden. Tussen het IKV en de Stichting Informatie over Charta ’77 bestonden spanningen over het te voeren beleid. Het is echter een misvatting dat het IKV geen of slechts oppervlakkige contacten in Chartakringen had. Eveneens is het een misvatting dat het IKV voor zijn standpunt inzake de plaatsing van de Pershingraketten geen medestanders onder de chartisten kon vinden. Binnen Charta bestonden simpelweg tegenstrijdige opvattingen over ontwapeningsvraagstukken, maar wat veel belangrijker is: Charta als zodanig had geen eensluidend standpunt over ontwapening. De politieke achtergrond van de chartisten was zo verschillend, dat daarover geen overeenstemming bestond.
Bovendien wilde Charta geen vredesbeweging zijn, maar een mensenrechtenbeweging. De opkomst van de zeer diverse vredesbewegingen in West-Europa en hun zoeken van contacten in dissidentenkringen noodzaakte Charta er begin van de jaren tachtig toe een uitgangspunt te formuleren inzake vredesvraagstukken. In de betreffende documenten nam Charta geen standpunt in over de rakettenkwestie, maar wijst ze op het belang van mensenrechten als basis voor het bereiken van vrede en stabiliteit tussen Oost en West. Mensenrechten en vrede zijn ondeelbare begrippen, was de stelling van Charta.
Met deze plaatsbepaling stelde Charta aan de vredesbeweging in het Westen de vraag van de prioriteit. Voor het IKV betekende dat dat er een heroriëntatie op gang kwam over de relatie tussen mensenrechten en ontwapening. Over het laatste thema praatte het bijvoorbeeld met de officiële Tsjechoslowaakse Vredesraad, die echter van geen mensenrechten wilden weten. Tegelijk knoopte het IKV relaties aan met Charta, waar het over mensenrechten ging. Dat nam de Vredesraad het IKV niet in dank af. De relatie kwam onder druk te staan, maar het IKV weigerde om de contacten met Charta te verbreken. De ruimte voor mogelijke (en in een aantal gevallen ook terechte) kritiek op het IKV is derhalve dat het geen goede balans tussen deze twee wist te houden of dat het niet voldoende principieel koos voor Charta als eerste partner.
Verschuiving
In de jaren tachtig vond er een verschuiving binnen het beleid van het IKV plaats. Meer en meer werd Charta als natuurlijke partner gezien. Ook het Tsjechoslowaakse regime bespeurde dat. In de dossiers van de geheime politie (StB) wordt zowel het IKV als Pax Christi Nederland aangemerkt als subversieve organisatie die contacten met dissidenten onderhoudt. Zowel Jan ter Laak als Mient Jan Faber werd gezien als gevaarlijk persoon en zij werden derhalve gevolgd tijdens hun bezoeken aan Praag.
Faber sloeg de plank niet helemaal mis toen hij op de vredesdemonstratie in Amsterdam zei dat Charta aan de kant van de demonstranten stond. Doordat het IKV gaandeweg onder zijn leiding koos voor het uitgangspunt van Charta, namelijk dat mensenrechten de basis vormen voor vrede, wist hij de geloofwaardigheid van de vredesbeweging te bewaren.
De auteur was lid van het bestuur van de Stichting Informatie over Charta ’77 en is docent kerkgeschiedenis aan de Protestantse Theologische Faculteit in Praag.