Bereid een martelaar voor Luther te zijn
AMSTERDAM - „Ik zou misschien wel een martelaar voor Christus kunnen zijn -als Hij mij daartoe de kracht zou geven-, maar een martelaar voor Luther wil ik níét zijn”, schreef Erasmus in 1523. Er waren in zijn tijd echter mensen die wél bereid waren een martelaar voor Luther te zijn, „omdat zij geloofden dat een martelaar voor Luther hetzelfde was als een martelaar voor Christus.”
Over enkele van deze mensen ging het gisteravond, in de lezing die de Amerikaans-lutherse predikant van Nederlandse komaf dr. Hans Wiersma hield voor het werkgezelschap ”Geschiedenis van de lutheranen in de Lage Landen”, in de oude lutherse kerk in Amsterdam. ”Sterven voor Luther? De theologie van de eerste lutherse martelaren”, luidde de titel van zijn referaat.„Vanavond wil ik het met u hebben over enkele monniken”, zei dr. Wiersma, docent kerkgeschiedenis aan het Augsburg College in Minneapolis. „Monniken die betrokken zijn geraakt bij de gebeurtenissen die het begin vormden van de Reformatie van de christelijke kerk.”
Evangelisch-Lutherse Kerk
Om ten minste drie redenen is het de moeite waard om over deze monniken iets te weten te komen, aldus de inleider, die in 2005 promoveerde op een dissertatie over Jacob Probst, een van die monniken. Ten eerste: „In het algemeen is iets leren over deze -Nederlandse- monniken iets leren over je eigen wortels. Temeer nu de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden is opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland, lijkt het mij toepasselijk eraan te herinneren dat de originele Nederlandse protestanten luthers waren, of in ieder geval door Luther en zijn theologische ideeën geïnspireerd.”
Als tweede stelde dr. Wiersma dat iets leren over deze „proto-protestanten”, ons belangrijke inzichten geeft in „een wereld die monniken zoals Maarten Luther voortbracht.”
En ten derde: „Iets leren over gelovigen die gearresteerd, veroordeeld en zelfs ter dood gebracht werden omwille van hun geloof, dwingt ons -misschien- te vragen: Wat zou ik doen onder dezelfde omstandigheden?”
Het feit dat monniken werden opgepakt en geëxecuteerd vanwege het luthers geloof maakt dit „des te meer dwingend”, zei de lutherse predikant. „Het betekent: een lutherse belijdenis van het Evangelie zou het misschien waard zijn om voor te leven. Maar is die het ook waard om voor te sterven? Voor sommigen van deze monniken was het antwoord hierop: Ja.”
Druppeltje
Wie waren deze monniken? En wat was het geloof dat zij beleden, ver voordat er zoiets als een ”Belijdenis van Augsburg” was? Op deze vragen ging dr. Wiersma in het vervolg van zijn referaat in.
Hij beschreef de monniken Jacob Probst, Hendrik van Zutphen, Hendrik Voes, Johannes van Esschen en Lambert Thorn, die alle vijf in het Augustijner klooster in Antwerpen hebben gewoond. Voes en Van Esschen kwamen in 1523 op de brandstapel in Brussel om het leven, en moeten als de eerste „lutherse martelaren” worden beschouwd. Thorn had dezelfde straf opgelegd gekregen, maar deze werd toch niet uitgevoerd. Hendrik van Zutphen werd in Duitsland een „martelaar voor Luther.”
Twee jaar eerder, op 8 februari 1522, had de opgepakte prior Jacob Probst de „ketterijen” die hij had verspreid „en die momenteel geleerd worden in de geschriften en preken van Maarten Luther” herroepen. Later kreeg hij hier spijt van, werd hij weer opgepakt en vluchtte hij naar Wittenberg, waar hij hartelijk werd begroet door Luther.
Naar aanleiding van het sterven van Hendrik van Zutphen, broeder Hendrik, schreef Probst aan Luther: „O, dat ik zelfs maar een klein druppeltje had van zulke getrouwheid en standvastigheid als Hendrik.”
Zijn gunstgenoten
Hoe keek Luther zelf aan tegen degenen die als lutheraan werden geëxecuteerd? Eén ding staat vast: hij was niet van mening dat deze mannen omwille van hem waren gestorven. „In plaats daarvan was Luther er zeker van dat ze omwille van Christus gemarteld waren, net zoals de martelaars uit de vroegere kerk.”
En in een troostbrief aan de evangelische gemeenten in Bremen schreef hij, aldus dr. Wiersma: „Kostbaar is in de ogen van de Heer de dood van Zijn gunstgenoten.”