Kerk & religie

„Pastor moet samenwerken met psycholoog”

GRONINGEN - Voor het psychisch en geestelijk welzijn van patiënten moeten geestelijke verzorgers en psychologische hulpverleners nauwer samenwerken.

Kerkredactie
14 March 2007 07:14Gewijzigd op 14 November 2020 04:36

Dat betoogde prof. dr. T. H. Zock dinsdagmiddag in haar oratie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze is sinds 1 november 2005 bijzonder hoogleraar vanwege het Studiecentrum voor levensbeschouwing en geestelijke volksgezondheid in Groningen. De Vereniging van vrijzinnige protestanten binnen de Protestantse Kerk in Nederland ondersteunt de leerstoel.Bij zingeving gaat het, aldus Zock, om religieuze en levensbeschouwelijke tradities, „om vragen rond leven en dood, om wat van werkelijk belang is en het leven de moeite waard maakt, om morele dilemma’s en richtinggevende waarden en idealen.”

Sinds 1996 is het wettelijk vastgelegd dat instellingen geestelijke zorg moeten bieden die zo veel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van patiënten of bewoners. Vanouds waren geestelijk verzorgers vooral christelijke pastores, maar later kwamen daar humanistische raadslieden bij, en recent imams en pandits. Zij werken in de regel met een zending van hun religieus of levensbeschouwelijk genootschap: de zogeheten „ambtelijke” of „levensbeschouwelijke” binding.

De plaats van religie en zingeving is de afgelopen decennia in Nederland sterk veranderd, constateert Zock, verwijzend naar het recente rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. „Mensen zoeken steeds meer op een individuele manier naar zin en oriëntatie in het leven. Op dit moment beschouwt ongeveer een derde van de Nederlanders zichzelf als lid van een religieuze of levensbeschouwelijke groepering, en men verwacht dat dit aandeel nog verder zal teruglopen.”

Gevolg is dat de geestelijk verzorger steeds meer gaat functioneren als „zingevingsdeskundige”, in plaats van als een religieuze functionaris. Dat heeft ook consequenties voor de organisatie van de geestelijke verzorging in instellingen, aldus Zock. „Wat in deze situatie nog de betekenis van de ambtelijke of levensbeschouwelijke binding van de geestelijk verzorger? Daarbij komt de prangende vraag of het niet merkwaardig is om als minder dan een derde van de Nederlandse bevolking zich rekent tot een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie, geestelijk verzorgers uitsluitend uit deze groep te rekruteren.”

Geestelijk verzorgers moeten volgens Zock geesteswetenschappelijk én psychologisch geschoold zijn, om „levensbeschouwelijke inhouden” te kunnen vertalen naar „persoonlijke betekenisgeving.” „De psychologie is mijns inziens meer dan een ondersteunende discipline: zij is van centrale betekenis voor de geestelijke verzorging. Dit betekent ook dat geestelijk verzorgers en psychologische hulpverleners zich vaak op hetzelfde terrein zullen begeven.”

Het eigen perspectief van geestelijke verzorging ligt volgens Zock in de gerichtheid op „heel de mens.” Het is volgens haar de taak van geestelijk verzorgers om dit aspect in de zorg als geheel te behartigen. „Hun werk kenmerkt zich door de aandacht voor de existentiële dimensie van zingeving, vanuit het besef van de grenzen van de maakbaarheid.”

Geestelijke verzorging is verankerd in de wereld van de psychologie. „Soms zullen geestelijk verzorgers en psychologen hetzelfde doen, soms wat anders. Zij kunnen dat in goede harmonie doen, op basis van een psychologie van de zingeving waarin de geestelijke dimensie een plaats krijgt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer