Boer op een vast fundament
Een „protestant ten voeten uit”; tegelijkertijd „een man van de wereld.” Zo wordt oud-minister van Landbouw dr. Cees Veerman getypeerd in een boekje dat het departement maakte bij zijn afscheid. Elders in de bundel kenschetst iemand hem als „een levensbeschouwelijk mens” met een „intense belangstelling” voor vraagstukken omtrent moraal en ethiek, die dankzij zijn „intieme omgang” met de Schrift in staat was debatten „kwistig te kruiden” met Bijbelteksten. „Ik ben geen getuigenispoliticus”, zegt Veerman van zichzelf, „maar af en toe mag duidelijk zijn op welk fundament ik sta en welke worstelingen ik onderga.”
De protestantse achtergrond van Veerman (58) blijkt volgens zijn vriend Gerrit de Kruijf, kerkelijk hoogleraar christelijke ethiek in Leiden, uit zijn maatschappelijk roepingsbesef. Nooit werd Veerman het moe te herhalen dat hij het ministerschap niet zocht, maar dat het op zijn weg kwam en dat hij het als zijn plicht zag zijn krachten enkele jaren aan de publieke zaak te geven.„Ik heb nooit geprobeerd minister te worden”, zegt Veerman thuis op zijn boerderij in Goudswaard. „Ik zat wel altijd in de landbouw, maar een partijman was ik niet. Op congressen kwam ik nooit, het partijbestuur kende ik niet. Ook Balkenende niet.” Nadat hij voor het CDA in 2001 de nota ”Naar een duurzame en vitale landbouwsector in Nederland” had geschreven, stond zijn naam op de kandidatenlijstjes. Een jaar later belde partijgenoot Van der Knaap. „Je moet naar Den Haag komen, zei hij. Jij bent aan de beurt om minister te worden.”
Veerman was daardoor „zeer verrast.” Het tekent zijn levenshouding. „Je leven wordt bestuurd, God regeert. Luther schreef aan zijn vrouw: „We zullen zien wat de Heere doet.” Zo hebben mijn vrouw en ik ook altijd afgewacht: wat komt ons toe. Ik was doorgaans erg terughoudend in het naar me toe halen van iets wat me niet toebehoort.” Dat is „geen vrome praat”, tekent hij daarbij aan, „maar zo is het gegaan. Terugblikkend staan we er wel eens verwonderd naar te kijken.”
Gemakkelijk is die houding overigens niet. „Overgave is niet zomaar geleerd.” Vooral toen er tegenslagen kwamen op zijn ministerspad, vroeg Veerman zich wel eens af wat daarvan de bedoeling was, hoe het nu verder moest. Zoals in het begin van zijn ministerschap, toen oudste zoon Klaas door kanker op het randje van de dood verkeerde en er in de Kamer ophef ontstond over Veermans bemoeienis met zijn landbouwbedrijven. „Moet dit nu zo, dacht ik. Moet dit er ook allemaal bijkomen, nu ik dit zware ambt op me heb genomen? Had ik niet beter nee kunnen zeggen; was het toch eigen eer die ik zocht toen ik minister werd?”
De zorgen thuis die de jaren in Den Haag stempelden, blijken achteraf „vruchtbaar en zegenrijk” te hebben gewerkt. „Ik ben er niet minder van geworden, zeker niet in geestelijk opzicht.” Desondanks maakten de persoonlijke wederwaardigheden de beslissing om niet door te gaan in het ambt een stuk eenvoudiger. Veerman had zich sowieso al voorgenomen maar één periode als bewindsman actief te zijn. „Als je te lang in de politiek blijft, raak je zo onthecht van het gewone leven dat je niet zuiver meer kunt zien wat je bedoelingen of drijfveren zijn om het werk te doen. Ga je voor de macht, of wil je bijdragen aan een betere samenleving?”
Politiek is een „heel moeilijk vak”, weet Veerman. „Het is lastig om schone handen te houden: je moet dingen doen die heel vervelend zijn en die indruisen tegen je persoonlijke opvattingen.” Als minister „krijg je macht, maar lever je je vrijheid volledig in.” Bij het aantreden van Balkenende IV leverde Veerman zijn macht in, en kreeg hij zijn vrijheid terug. „Die is me echt liever.”
De oud-minister kan eindelijk weer zeggen wat hij wil, zonder in zijn achterhoofd te hoeven houden dat de Tweede Kamer hem voor het minste of geringste op het matje kan roepen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in 2005, toen hij in een interview met de Volkskrant kritiek uitte op het nieuwe zorgstelsel dat collega Hoogervorst ging invoeren. „De idee daarachter is dat mensen rationeel de beste verzekering kiezen. Dat is onzin, echt fictie”, aldus Veerman destijds.
Toch genoot de oud-bewindsman soms van de macht die hij bezat. Bijvoorbeeld toen hij de Europese Commissie kon overtuigen van de noodzaak om vaccinatie tegen vogelgriep toe te staan. Ook kon hij af en toe slepende problemen van boeren helpen oplossen. „Daaraan heb ik veel genoegen beleefd.” Anderzijds is de macht van een minister niet groot, ervoer hij. „De marges zijn smal, zei Den Uyl eens. Als hij ooit een wijs woord gesproken heeft, was dat toen.”
Als minister sloot Veerman zijn bijdrage aan de debatten over de landbouwbegroting altijd af met een citaat uit Jesaja, „een van de mooiste profeten die ik ken.” De Kamer en het brede publiek mochten weten wie ze tegenover zich hadden. „Anderen geven ook weer wat hun diepste roerselen zijn, vanuit hún filosofie. Waarom zou een christen, bij goede gelegenheden, dan ook niet mogen vertellen wat de bron is waaruit hij put en wat de hoop is waaruit hij leeft? Ik ben geen getuigenispoliticus, maar af en toe mag duidelijk zijn op welk fundament ik sta en welke worstelingen ik onderga.”
De bron waaruit Veerman put, is de Bijbel. „Die verschaft elke keer weer levend water.” De Heilige Schrift is geen geschiedenisboek, zegt hij, maar „een getuigenis van Gods grote daden door de geschiedenis heen.” De waarde van Gods Woord zit voor hem in de verhalen over mensen die falen, omdat ze eigenzinnig zijn, eigen wegen gaan. „Maar iedere keer is daar die corrigerende hand van Boven. Altijd wordt de grootste zondaar in genade aangenomen; niemand die op de Heere een beroep doet, wordt afgewezen.” Dat biedt de oud-bewindsman troost en bemoediging.
Veerman wil „niet vrijmoedig” met de Bijbel omgaan, maar neemt desalniettemin niet alles letterlijk. „Als we gaan strijden over de vraag of de wereld inderdaad in zes dagen is geschapen, zijn we met de verkeerde dingen bezig. Die vragen zijn niet wezenlijk voor de Bijbelse boodschap van zonde en genade.”
Bent u niet bang dat u gaat schuiven als u niet alles letterlijk opvat?
„In de Bijbel staat dat God vorsten afsnijdt als druiventrossen. Zoiets neem je niet letterlijk, dat is beeldspraak. Daarnaast vind ik dat je niet krampachtig moet omgaan met de Schrift. Dat is een nederlagenstrategie die naar mijn gevoel tekortdoet aan de essentie van Gods Woord. Er staat zo veel tussen de regels. De diepste emoties van mensen staan er in verwoord. Prachtig.”
De hervormde Veerman groeide op in kringen van de Gereformeerde Bond. Later werd hij lid van de Confessionele Vereniging; hij wil staan in de traditie van Van Ruler en Van Niftrik. „Wat mij daarin zo aanstaat, is dat wij het niet altijd zeker weten. Ik ben ervan overtuigd dat je in het leven des geloofs maar een beetje voorzichtig moet zijn. Voor je het weet, beschadig je anderen met al je zekerheden. Scheuringen zijn vaak terug te voeren op persoonlijke zaken en gevoelens.”
De gewezen landbouwminister zegt „onrustig” te worden van mensen die anderen op theologisch vlak graag de maat nemen. „Daar is het allemaal te ingewikkeld voor.” Als voorbeeld verwijst hij -opgevoed met de noties van zondagrust en zondagsheiliging- naar de sabbatsviering. „De mens is er niet voor de sabbat, maar de sabbat is er voor de mens, zei Jezus. Kritiek van de Farizeeën op Zijn discipelen, die op de rustdag graankorrels van het land namen, veegde Hij met een verwijzing naar David in één haal van tafel. Dan denk ik: Weet het maar niet te zeker voor anderen.”
In de politiek had Veerman te maken met de SGP, die op grond van de Bijbel het vrouwen verbiedt politiek actief te zijn. De CDA’er snapt dat niet. „Hoe kun je daar nu met een beroep op de Bijbel tegen zijn? Paulus schrijft één keer over de vrouw in de gemeente van Korinthe, in dat geval ging dat over een paar kwebbeltantes die zich met dingen bemoeiden waar ze geen verstand van hadden. Moet dat 2000 jaar later nog de maat der dingen zijn, in een wereld die zo is veranderd? Ik kan niet begrijpen dat je je daar zo aan vastklampt. Het gaat om de zaak zelf. Als ik niet naar m’n vrouw luister, doe ik zeer domme dingen.”
Vrouwen zullen in de toekomst een steeds grotere rol krijgen in de politiek, stelde Veerman vorig jaar in Trouw. Dat komt, lichtte hij toe, doordat zij meer dan mannen in staat zijn mensen met elkaar te verbinden en vertrouwen te winnen. Het leggen van verbindingen is volgens kerkelijk hoogleraar De Kruijf een van de kernpunten in Veermans denken. Net als diens maatschappelijk roepingsbesef, komt dat voort uit zijn protestantse achtergrond, aldus de Leidse ethicus.
Mensen bij elkaar brengen en laten samenwerken is in Veermans optiek een van de belangrijkste taken van een politicus. Een rol die hem persoonlijk goed past. Als adviseur van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond raadde hij varkensboeren destijds aan in gesprek te gaan met de milieubeweging. Onder zijn leiding fuseerden veel kleine veilingen in 1997 tot één groot geheel: The Greenery. Tijdens zijn ministerschap zaten de directies landbouw en natuur samen bij hem aan tafel, in plaats van elkaar te bestrijden en tegenstrijdige nota’s uit te brengen.
Door samen te werken, is er een wereld te winnen, is Veermans motto. „We moeten elkaar niet de maat nemen, maar tegenstellingen overbruggen door goede tussenoplossingen te bedenken.” Mensen moeten daarbij worden aangesproken op hun creativiteit. „Dat is een van de grootste scheppingsgaven. De mens onderscheidt zich fundamenteel van het dier doordat hij iets nieuws kan voortbrengen. We zijn beelddrager van onze Schepper.”
Zijn drang om mensen en belangen met elkaar te verbinden, kan Veerman binnenkort ook kwijt bij een nieuwe werkgever, Vereniging Natuurmonumenten. Daar volgt hij Herman Wijffels -informateur van Balkenende IV en inmiddels weer op z’n post bij de Wereldbank- hoogstwaarschijnlijk op als voorzitter. „Met Wijffels heb ik al twintig jaar een nauwe band. In de aanloop naar het regeerakkoord spraken we veel samen. Een deel van mijn denkbeelden zit wel in dat stuk, jazeker.”
Hoe ijdel is oud-minister Veerman?
„Niets menselijks is mij vreemd. Als in het Agrarisch Dagblad staat dat ik de beste minister van Landbouw was in de afgelopen 25 jaar, doet me dat iets. Ook de Duitse minister van Landbouw en de Ieren zeiden het met zoveel woorden. Dat vind ik fijn. Ik zeg er altijd bij dat ik het samen met velen mocht doen. Ik ging vaak het land in, mijn chauffeur maakte 100.000 kilometer per jaar. Een minister mag niets substantieels aannemen, dus kwamen mensen vaak met een mandje vol streekproducten aanzetten. We zijn bedolven onder de zelfgemaakte advocaat.”
Toch waren uw boodschappen vaak allesbehalve prettig. Sectoren kregen te horen dat het roer om moest, forse saneringen waren onontkoombaar.
„Ik moest met snoeiharde boodschappen het land in. Toch hebben ze me nooit de zaal uit gesmeten. Ook de vissers niet, terwijl de visserij een heftige sector is waarin soms van veel emotie sprake is. Realisme, daar riep men om. Dat is ook de enige weg waarlangs de problemen zijn op te lossen.”
Inmiddels zit er een Partij voor de Dieren in de Kamer.
„Na de emancipatie van de arbeider en de gelijkberechtiging van de vrouw is de emancipatie van het dier aan het begin van de 21e eeuw een logische vervolgstap. Ik zie die als wenselijk, zolang het geen sacrale vormen aanneemt. Het dier bezien als medeschepsel is een diepchristelijke notie. Het doden van een dier om het op te eten dient dus altijd netjes te gebeuren, met respect voor het medeschepsel.
Een deel van de artistieke en intellectuele elite schaart zich achter deze partij, vindt dat chic. Dat is prima, maar de vraag is dan wel: hoe wil je iets veranderen? Het stuit me tegen de borst dat de PvdD de verantwoordelijkheid voor de bio-industrie eenzijdig bij de varkens- en kippenhouders legt. Dat doet geen recht aan de problematiek. De oorzaak ligt ook bij de consument die goedkoop vlees wil. De intensieve veehouderij hebben we met z’n allen gemaakt. Het gaat niet aan boeren daarvan de schuld te geven.
De elite die zich nu achter de PvdD schaart, eet net zo makkelijk een sirloinsteak, waarvan de productie per kilo zo’n 40.000 liter water vraagt. Dat die manier van voedselproductie niet zo kan doorgaan, is zonneklaar. Ook dat Nederland daarbij voorop moet lopen. Het is echter niet de taak van de overheid om sectoren te verbieden. Die moet andere productiewijzen stimuleren.
Je hoort mij niet zeggen wat de conservatieve denker Andreas Kinneging beweert: dat het bestaan van die partij een uiting is van decadentie. Dat vind ik overdreven. Wel stoort mij de eenzijdige benadering van de partij. De PvdD heeft maar één snaar op haar instrument, die in verschillende toonhoogten wordt bespeeld. Een actiegroep bestaat natuurlijk nooit bij de gratie van de nuance, maar van een politieke partij mag je een andere houding verwachten.”
Behalve de bestuurder Veerman bestaat er een filosofische Cees. Die zich tijdens algemene beschouwingen graag verstopte achter een goed boek. Een filosoof in zijn eigen taal bijvoorbeeld.
„Een visie op de samenleving krijg je niet door de Panorama of de Nieuwe Revu te lezen. Ik kan ervoor kiezen om twee dagen lang gewichtig vanuit het vak K de zaal in te gaan zitten kijken, maar daar wordt niemand wijzer van. De krant uitvouwen is ook wat, dus nam ik een goed boek mee. Mensen kletsen vaak en ik kan luisteren en lezen tegelijk. Ik mag graag nadenken. Als je niet ontdekt hoe de lijnen lopen in de geschiedenis -ons recht stamt af van de Romeinen, rekenen leerden we van de Arabieren- dan heb je een arm leven.
Het streven naar een verenigd Europa is na twee wereldoorlogen geboren vanuit de gedachte van ”dit nooit meer”. Het verhaal van een Europa dat is gebouwd op een christelijk-humanistische traditie is het waard om te leren en te verdedigen. Bij m’n afscheid kreeg ik de pil van Tony Judd, ”Na de oorlog”, cadeau. Ik verheug me er nu al op daar in te duiken. ”Europa” van Geert Mak was aardig, Mak schrijft journalistiek. Judd stijgt daar bovenuit. Er moeten mensen blijven die nadenken. Je ziet om je heen dat de mensheid zich verveelt. De massa roept: Houd mij bezig, alsjeblieft, want anders verveel ik mij.”
U staat bekend om uw opgeruimde karakter, maar critici reppen over ongeduld en grilligheid. Herkent u zich daarin?
„Als ik moe ben, kan ik humeurig zijn, zeker. Ik kan lijden onder stemmingen. Er moet een beetje lijn zitten in waar mensen mee bezig zijn, waar ze naartoe werken. Ik houd vast aan een heldere strategie, zie de overheid als partner van de burger. Ik heb vijf jaar lang geprobeerd me ten dienste van die burger in te zetten. Grilligheid? Nee, ik geloof niet dat veel mensen daaraan denken als ze mij zien.”
Wat gaat u doen nu u weer ambteloos burger bent?
„Kijk even in de schuur. Gisteren is er een nieuwe houtbewerkingsmachine bezorgd, die heb ik mezelf cadeau gedaan. Zagen, vlakken, schaven, ik doe weinig dingen liever dan timmeren. Het eerste werkstuk is een washok voor m’n vrouw, dat vordert al. Verder is er gebeld vanwege een deeltijdbaan in het wetenschappelijk onderwijs. Die beslissing valt dezer dagen. Mijn oude moeder -op 5 kilometer van hier- bezocht ik afgelopen jaren maar één keer per drie maanden. Die zal me wat vaker zien. Bij m’n afscheid gaf ze twee plakboeken met knipsels over me die ze de afgelopen jaren bijhield; dat ontroerde me. Ze zei: Ik kan ze je nu wel geven, je stopt er toch mee.”
Levensloop dr. C. P. Veerman
Cornelis Pieter (Cees) Veerman zag het levenslicht op 8 maart 1949 in Nieuw-Beijerland, waar zijn vader een klein boerenbedrijf met melkkoeien runde. Hij nam het bedrijf over toen hij nog op de hbs zat. Veerman studeerde economie aan wat nu de Erasmus Universiteit in Rotterdam is; hij promoveerde in 1983 aan de Landbouwhogeschool Wageningen (de latere WUR) op een onderzoek naar de prijsvorming van landbouwgrond.
Behalve op zijn boerenbedrijf was Veerman actief in landbouworganisaties, in de gemeenteraad van Nieuw-Beijerland en Korendijk en in het veilingwezen. Onder zijn leiding fuseerden de Verenigde Tuinbouwveilingen tot The Greenery. Veerman bekleedde tal van commissariaten, was waarnemend dijkgraaf en lid van de Sociaal-Economische Raad
Als wetenschapper was hij verbonden aan de universiteiten van Delft, Rotterdam en Tilburg. Hij was voorzitter van het college van bestuur van de Wageningen Universiteit en stond bekend als landbouwideoloog van het CDA.
Veerman en zijn vrouw hebben drie zoons.