Economie kan niet zonder topbestuurders
Een discussie over topinkomens doet het altijd goed. Telkens wanneer weer bekend wordt dat een of andere topbestuurder naast zijn riante salaris ook nog een forse bonus ontvangt -en bij vertrek een gouden handdruk die goed is voor enkele miljoenen euro’s- is er weer sprake van ”hot news”.
Recentelijk nog reageerden politici en vakbondsleiders furieus toen bekend werd dat Bennink, bestuursvoorzitter van het voedingsmiddelenconcern Numico, een slordige 14 miljoen euro kon incasseren. Vorig jaar betrof het Boersma, de topman van Essent, die vanwege goede bedrijfsresultaten over het jaar 2004 een bonus van 800.000 euro mocht vangen. En daarvoor waren het de directeur van de Nederlandse Hartstichting en de topman van Ahold, Moberg, die vanwege hun hoge inkomens (Moberg ontving 10 miljoen euro) publiekelijk werden bekritiseerd.In de media vallen dan al snel woorden als „exorbitante zelfverrijking” en „graaicultuur.” Velen roepen om fiscale maatregelen, openbaarmaking van alle topinkomens en het inbouwen van een wettelijk plafond.
Als persoon liepen voornoemde mensen de nodige schade op. In de woorden van Boersma: „Van boegbeeld ben ik de laatste drie weken aambeeld geworden en dat is pijnlijk.” De discussie over zijn bonus typeerde hij als „venijnig, inhoudelijk onjuist en ongenuanceerd.”
De vraag rijst of de kritiek op de topinkomens terecht is. Natuurlijk, het gaat om veel geld, heel veel geld zelfs, maar daarom kan men nog niet de conclusie trekken dat sprake is van zelfverrijking en graaien. Beslist niet! Terecht zei deze krant in het commentaar van 23 februari: „De verantwoordelijkheid die ambitieuze en competente bestuurders op hun schouders dragen, is ook bijzonder groot, evenals hun zogeheten afbreukrisico. Daar mag een passende beloning tegenover staan.” En dat gold zeker voor de topman van Numico, die het schip weer de goede koers liet varen.
Inderdaad mag er een serieuze discussie komen over de vraag wat dan wel een passende beloning is. Blijkbaar vinden de meeste Nederlanders dat de beloning van topbestuurders te hoog is. Maar liefst driekwart van de ondervraagden (76 procent) „maakt zich kwaad” over de hoogte van de beloningen die topbestuurders ontvangen. Bijna alle Nederlanders (91 procent) vinden dat de hoogte van deze beloningen aan banden moet worden gelegd. Heel vaak wordt gesteld dat het salaris van onze premier -ruim anderhalve ton- als maximumbeloning zou moeten gelden.
Ik vind deze opvattingen ongenuanceerd en onjuist. Drie argumenten op rij. In de eerste plaats moeten we ons goed realiseren dat topbestuurders van groot belang zijn voor een bedrijf. Het gaat vaak om unieke personen met bijzondere capaciteiten, die het soms presteren rode cijfers om te zetten in zwarte cijfers. En daarmee zijn zij vaak van onschatbare betekenis voor de werkgelegenheid. Het aantrekken of het vertrek van een bepaalde topman of topvrouw beïnvloedt niet zonder reden veelal zelfs de beurskoers van het bedrijf. Deze mensen kunnen in het buitenland eveneens hoge salarissen en bonussen verdienen. Volgens een recent persbericht verdienden twee ’gewone’ medewerkers van de Londense bank HSBC Holdings vorig jaar respectievelijk 15 en 8 miljoen pond (28,5 en 15,2 miljoen euro)!
In de tweede plaats zou een beperking van de topinkomens in Nederland ertoe kunnen leiden dat multinationals, met het oog op het kunnen aantrekken van goede bestuurders, besluiten om de hoofdkantoren uit Nederland te verplaatsen naar het buitenland, bijvoorbeeld Londen of New York. Resultaat: verlies van werkgelegenheid op hoog niveau. Zitten wij daar op te wachten? Een open deur, lijkt mij.
In de derde plaats is het onzin om te stellen dat het salaris van de premier voor alle topinkomens als richtsnoer zou moeten gelden. Het premierschap heeft immers, afgezien van de grote verantwoordelijkheid die het meebrengt, ook het karakter van een erebaan. Men moet deze functie niet ambiëren vanwege het hoge salaris, maar om politieke redenen. Onze markteconomie brengt met zich mee dat bestuurders in de marktsector -ik heb het niet over de overheid- met een hoge waarde een (zeer) hoog salaris ontvangen. Wat zij vervolgens met het geld doen, is een tweede, maar dat vormt onderdeel van de persoonlijke ethiek van de bestuurder. Maar laten al die boze en jaloerse Nederlanders toch eens ophouden met het voeden van hun zogenaamde rechtvaardigheidsgevoelens…
voetnoot (u17(De auteur is hoogleraar arbeidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Reageren? socialezaken@refdag.nl.