Kerkelijke pers
Een niet te stuiten ontwikkeling, zo noemt EO-directeur Henk Hagoort de huidige evangelicalisering binnen de protestantse kerken. In Kerkinformatie, het orgaan van de Protestantse Kerk in Nederland, is een interview met hem opgenomen.
„Steeds meer kerkmensen worden aangesproken door elementen uit de evangelische stroming, elementen die te maken hebben met persoonlijk gerichte geloofsbeleving, het uiting geven aan die beleving en met gaven van de Geest. De Gereformeerde Bond heeft zorg over het effect ervan op de eenheid van de plaatselijke gemeente en ook dat de EO deze ontwikkeling aanwakkert en versnelt. Ik denk dat die evangelicalisering een niet te stuiten ontwikkeling is. Ik ken nogal wat behoudende kerkleden die in hun zondagse dienst weinig merken van evangelische invloeden. Maar thuis volgen ze de Alphacursus, lezen ze heel veel evangelicale boeken, vooral uit de Anglicaanse evangelische traditie of bezoeken ze met Pinksteren de Opwekkingsconferentie. Die onderstroom is niet te ontkennen. Het helpt niet veel dit probleem vanuit de polarisatie te zien. We moeten zoeken naar de meerwaarde van onze tradities voor elkaar.Jaarlijks spreek ik met tientallen sollicitanten uit allerlei kerken. Voor hen zijn kerkmuren niet meer sturend. Wel hebben ze behoefte aan een gedegen preek, bruin brood zogezegd. Maar ze lopen stuk op de vormen in de reformatorische gemeenten. Dan denk ik: Gemeenten, jullie zitten op goud, maar omdat jullie het gesprek uit de weg gaan, wordt het brood niet uitgedeeld. Dat vind ik erg jammer. Wederzijdse bevruchting zou heel wat beter zijn. De theologische traditie in de protestantse kerken kan van enorm veel waarde zijn. Die moet je dan wel vrij zetten. Dan zeg ik (een beetje oneerbiedig): Haal dat pakpapier eraf.”
Terdege
Als ds. G. H. Kersten in 1953 nog een vitaal man was geweest? „Dan had de scheuring (waaruit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland ontstonden, red.) niet plaatsgevonden”, zegt ds. M. Golverdingen, predikant van de gereformeerde gemeente te Boskoop in een interview met het familieblad Terdege.
„Als ds. Kersten in ’53 nog een vitaal man was geweest…?
„Dan had de scheuring niet plaatsgevonden. Om meerdere redenen. Kersten was altijd gericht op het overbruggen van conflicten, had daar ook de gave voor. Daar kwam bij dat hij op kerkelijke vergaderingen met grote autoriteit sprak, mede door zijn kennis van de gereformeerde dogmatiek. Ik ben ervan overtuigd dat ook Steenblok zich aan zijn leiding zou hebben onderworpen.”
Opvallend is dat op de zogenaamde Haamstedeconferentie weinig predikanten van de Gereformeerde Gemeenten komen.
„Dat hangt mede samen met het feit dat die samenviel met onze predikantenconferentie. Om die reden is de datum van de Haamstedeconferentie nu verschoven. Daar komen nog twee factoren bij. Je moet dominee zijn in een kerkverband met zo veel vacante gemeenten om te weten hoe hoog de werkdruk is. Daarnaast is er ook bij verschillende predikanten een aarzeling, omdat men de kerkelijke achtergrond van de deelnemers aan de conferentie te breed vindt.”
Hoe wezenlijk zijn voor u interkerkelijke contacten?
„Heel belangrijk. We mogen niet berusten in de breuk van Sion. Om te weten of er sprake is van geestelijke herkenning, zul je elkaar moeten ontmoeten. De scheidslijn valt voor mij, net als bij ds. Kersten, bij de schriftuurlijk-bevindelijke prediking.”
Wat is voor u vandaag de meest bedreigende ontbindende factor binnen de Gereformeerde Gemeenten?
„De toenemende doorwerking van de secularisatie. Bij ouderen in de vorm van praktisch materialisme, bij jongeren in de vorm van de genotscultuur. Als de praktijk van de vreze des Heeren gaat ontbreken, zullen we in de stroom van de secularisatie veel mensen verliezen. Zuiverheid in de leer is heel belangrijk, maar een orthodoxie zonder geestelijke inhoud stort na twee generaties in elkaar. Wordt in onze gezinnen meer naar dvd’s gekeken dan dat er kennis wordt genomen van geestelijke lectuur, dan is dat een teken aan de wand. Wat we nodig hebben is het gebed om de doorwerking van de Heilige Geest. De rijkdom van de kerk ligt niet in het bezit van veel deputaatschappen en eigen schoolgebouwen. De rijkdom ligt hierin, dat het werk van de Heilige Geest er gevonden wordt. Als dat ontbreekt, is al het andere een lege huls.”
De Wachter Sions
Zal de SGP, gezien de huidige politieke verhoudingen én artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, nooit kunnen meedoen aan een regering? „Zeg nooit nooit”, schrijft L. M. P. Scholten in De Wachter Sions, het orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
„Zeg nooit nooit. Wij kunnen in Gods verborgen raad niet inblikken. Maar de SGP zou haar roeping tot reformatie van ons politiek bestel ernstig verzwakken door regeringsverantwoordelijkheid te aanvaarden in een kabinet dat niet van plan is daar verandering in aan te brengen. Zolang dat het geval is, is haar historische plaats wél in de Kamer, maar niet in het kabinet; het is niet anders.
Dat is niet een ontlopen van onze verantwoordelijkheid voor de politieke ontwikkelingen, zoals wel wordt gesuggereerd. Dat betekent wel een onderscheid maken in het spreken over verantwoordelijkheid. Geen mens kan zich onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid voor het geestelijk en zedelijk verval van land en volk. Daar zijn wij allen met elkaar verantwoordelijk voor. Een Kamerlid draagt daar als volksvertegenwoordiger nog een meer bijzondere verantwoordelijkheid voor. Die verantwoordelijkheid wordt nog groter doordat hij als Kamerlid ook nog eens betrokken is bij de landelijke wet- en regelgeving. We noemen dat bestuurlijke verantwoordelijkheid. Maar dat is nog geen regeringsverantwoordelijkheid. Van lagere organen als provinciale staten en gemeentebesturen geldt ook, dat de leden daarvan wel bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen, maar geen regeringsverantwoordelijkheid. Van een college van burgemeester en wethouders zal niemand zeggen dat het regeert over de gemeente. Zij besturen, evenals de gemeenteraad. Al die lagere organen zijn gebonden aan landelijke wetgeving, die hun van boven opgelegd is, waaraan zij trouw moeten zweren, maar waarin zij geen verandering kunnen aanbrengen. Zij dragen geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van die wetten die de grenzen van hun bevoegdheden aanwijzen. Daarom ligt er voor SGP-ers een principieel verschil tussen de aanvaarding van een ministerschap en een benoeming tot wethouder, ook al wordt het laatste ook steeds moeilijker. Van de SGP in de Kamer mogen we verwachten, dat zij getrouw aan haar historie ook de komende tijd zich, bewust van haar bestuurlijke verantwoordelijkheid, gezagsgetrouw en gouvernementeel zal opstellen. Oppositie voeren om de oppositie is haar altijd vreemd geweest. Voorstellen, van welke zijde ze ook komen, toetsen aan het Woord des Heeren en alternatieven aandragen, het volk ten baat. Dat van haar getuigenis een blijvend appel uitga op overheid en onderdaan tot bekering.”