Stabiliteit in Libanon blijft ver te zoeken
BEIROET - De politieke situatie in Libanon blijft uiterst gespannen. Terwijl de invloedrijke Syrische president Bashar al-Assad afgelopen weekend zijn collega in Iran bezocht, blokkeren tegenstanders van de regering in Beiroet nog altijd het kantoor van de Libanese premier. Nieuwe acties onder het mom van burgerlijke ongehoorzaamheid zijn aangekondigd.
Een week geleden herdachten honderdduizenden medestanders van premier Fouad Siniora massaal de bloedige aanslag op diens voorganger Rafik al-Hariri, precies twee jaar geleden. Een dag eerder vielen er drie dodelijke slachtoffers bij de eerste aanslag op een burgerdoel in het Metngebergte. Bij de aanslag vielen ruim twintig gewonden.De start van het speciale tribunaal van de Verenigde Naties om de moordenaars van de aanslag op Hariri te berechten, laat nog altijd op zich wachten. De misère begon in november nadat alle vijf sjiitische bewindslieden en een pro-Syrische christelijke minister uit het kabinet stapten. Zij zien weinig in een internationaal tribunaal.
Sindsdien gebeurt er op bestuurlijk gebied niet veel meer. De eveneens pro-Syrische Libanese president Emile Lahoud beschouwt de regering als illegaal. Hij weigert nieuwe ministers te installeren en zijn handtekening onder kabinetsbesluiten te zetten. De sjiitische Kamervoorzitter Nabih Berri weigert op zijn beurt het parlement bij elkaar te roepen voor een ingelaste vergadering. Siniora kan nog altijd rekenen op een meerderheid in het parlement.
Ondertussen volgen betogingen in het land elkaar op, waarbij veelal de bewoners van christelijke volkswijken het moeten ontgelden. Premier Siniora riep de demonstranten eind vorige week op hun tentenkamp voor zijn kantoor af te breken en bepleitte een dialoog. Na ruim elf weken hebben de betogers nog altijd niets bereikt, afgezien van onlusten en straatgevechten. Vorige week woensdag was duidelijk zichtbaar dat nog altijd een ruime meerderheid van de bevolking achter de premier staat.
Hezbollahchef Hassan Nasrallah beantwoordde de oproep tot dialoog zeer agressief. Eind vorige week voorspelde hij winst voor de sjiieten en kondigde hij nieuwe acties van burgerlijke ongehoorzaamheid aan. Zijn ’oppositie’ eist een vetorecht in de regering en weigert de wapens in te leveren. Ook een VN-tribunaal ziet hij niet zitten. Toch wordt de druk op Nasrallah achter de schermen opgevoerd. Voor de derde keer in twee maanden slaagde het Libanese leger erin een vrachtwagen met zware Hezbollahwapens in beslag te nemen. Tot woede van Nasrallah.
De televisiezender Al-Manar, het omstreden huiskanaal van Hezbollah, doet er alles om aan de werkelijkheid te verdraaien. Dinsdagavond diende een vertegenwoordiger van de christelijke Libanese strijdkrachten een klacht in wegens smaad. Het televisiestation liet foto’s zien van een man die het vuur opent op betogers. Later bleek het om een bewerkte foto te gaan van iemand van Hezbollah.
Hezbollahleider Nasrallah, die net als de Syrische president Bashar al-Assad door sprekers op de demonstratie van vorige week voor rotte vis werd uitgemaakt, hield bij hoog en laag vol dat hij niet uit is op een burgeroorlog. Als andere partijen in het land dat willen, is hij er klaar voor. Saillant detail: de korteafstandswapens die in beslag werden genomen, waren bedoeld voor gebruik in de Libanese hoofdstad en zijn niet geschikt voor de strijd tegen Israël.
De voorgenomen ontwapening van Hezbollah is de hoofdreden dat Israël de ontwikkelingen scherp in de gaten houdt. Ondertussen probeert de secretaris-generaal van de Arabische Liga tevergeefs te bemiddelen. Moussa pendelt tussen Damascus en Teheran en probeert al maanden de partijen in Libanon dichter bij elkaar te krijgen. Zelfs het bezoek van de Syrische president Assad aan Iran leverde nauwelijks iets nieuws op. Ook oud-premier Salim Hoss doet verwoede pogingen diplomatie een kans te geven.
Maandagavond kondigde VN-hoofdonderzoeker Serge Brammertz aan dat hij ook de aanslag van vorige week meeneemt in zijn onderzoek en het eindrapport, dat begin juni wordt verwacht. Wanneer het VN-tribunaal voor de berechting van de moordenaars van Hariri van start gaat, is nog onbekend. President Lahoud blijft weigeren zijn handtekening onder het wetsontwerp te zetten. Weinig verrassend, gezien het feit dat hijzelf samen met een aantal Syrische prominenten en diverse Libanese sjiieten in eerdere onderzoeken als verdachte werd genoemd.
Libanon heeft in een periode van twee jaar sinds de aanslag op Hariri vijftien bloedige aanslagen te verwerken gehad. Vooral prominente christelijke journalisten, onder wie de columnist Samir Kassir en Gibran Tueni, en anti-Syrische politici als Pierre Gemayel waren daarbij het doelwit. Nu ook willekeurige burgers het slachtoffer zijn, is de paniek compleet.
Bittere conclusie is dat zonder medewerking van de sjiieten er bar weinig te besturen valt in Libanon. Het zijn louter de sjiieten en hun Syrische bondgenoten die hier baat bij lijken te hebben. Stabiliteit blijft ver te zoeken en lopende zaken blijven onopgelost. De daders van de aanslag op Hariri lopen vrij rond, Hezbollah is tot de tanden toe bewapend en de vrijlating van de door Hezbollah ontvoerde Israëlische soldaten laat nog altijd op zich wachten.