Oude boeken en bizarre handelaars
Titel: ”Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat”
Auteur: Piet J. Buijnsters
Uitgeverij: Vantilt, Nijmegen, 2007
ISBN 978 90 77503 70 6
Pagina’s: 479
Prijs: tot 15 maart € 39,90, daarna € 45,-.
Nooit eerder verscheen een compleet standaardwerk over het Nederlandse antiquariaat, een wereld die zich voor een buitenstaander lijkt af te spelen te midden van stoffige, oude boeken en bizarre handelaars. Over de fascinerende kanten van deze branche heeft Piet Buijnsters een indrukwekkend boek geschreven dat morgen verschijnt. Direct wordt al duidelijk dat de emeritus hoogleraar achttiende-eeuwse letterkunde Piet J. Buijnsters, schrijver van onder meer ”Het verzamelen van boeken” (1992), het oude boek en de handelaars daarin hoog heeft staan, want hij zegt: „Het gaat hier niet om vluchtige consumptieartikelen, maar om dikwijls oud en altijd kwetsbaar cultuurgoed. Antiquaar is een achtenswaardig beroep, onmisbare schakel met het verleden.” Met liefde heeft hij allerlei ontwikkelingen in de periode 1750 tot 2006 nagespeurd. Integer, maar tegelijk zonder terughoudendheid zijn de ontdekkingen verwoord.
Buijnsters kent de merkwaardige kanten van het Nederlandse antiquariaat als geen ander en heeft weet van de vele zonderlingen die hierin actief zijn. In dit verband haalt hij een van hen aan, die opmerkte: „Gek zijn helpt wel voor dit vak.” Het is niet te veel gezegd, want ze konden (en kunnen) het bont maken, zoals onder meer blijkt uit het verhaal over J. L. C. Jacob, die rond 1840 handelde in oude boeken. Jacob had een heftige bezitsdrang waar het zeldzame oude boeken betrof, een drang die zo groot was, dat hij slechts met de grootste tegenzin een werk verkocht dat hem dierbaar was. Soms ging hij te ver, zoals in 1856, toen hij tijdens een De Kostertentoonstelling de verleiding niet kon weerstaan om een zeldzaam boek achterover te drukken. „Men ging den schuldige na en vond hem weggedoken in een hoekje van een bijgelegen bode-kamer met een onooglijk perkamentje tusschen de krampachtig trillende vingers.”
Miniatuur
Meer geslaagde portretten worden geschetst, soms uitvoerig, soms heel beknopt. Veel is te lezen over Frederik Muller, die een omslag teweegbracht in de oude boekenhandel, en over anderen met een reputatie op dit gebied, zoals Nijhoff en Van Stockum. Vaak treft de lezer miniatuurtjes aan, zoals van de Joodse handelaar Jozef Blok, die volgens Buijnsters beschikte over „een grote vrijpostigheid, ook en juist tegen Haagse autoriteiten: ministers, generaals en parlementariërs die regelmatig zijn stal passeerden op weg naar de Eerste of Tweede Kamer. Dan klonk het soms ongegeneerd: „Je hebt zeker wel ’n segaartje voor me”… In de meest ongegeneerde houding over de tafel hangende (…) zat Blok bij veilingen altijd vooraan, waarbij hij zich geducht roerde.”
Ronduit tragisch daarentegen is de beschrijving van de bijna-uitroeiing van het Joodse antiquariaat tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Ook hedendaagse handelaars komen in dit boek ruimschoots aan bod. Onder hen G. Kool te Ederveen (Buijnsters: „Veilingen onder leiding van de immer opgewekte Kool, (…) hebben ondanks de zware handelswaar een hoge amusementswaarde”), toch heeft de schrijver bepaalde ontwikkelingen in de reformatorische hoek na 2000 niet meer verwerkt, zodat bijvoorbeeld het (omvangrijke) antiquariaat van uitgever Den Hertog te Houten met J. Zwoferink niet vermeld wordt.
Ruime aandacht krijgt de boekennering in de twintigste eeuw, met haar magere jaren in de crisistijd voor de Tweede Wereldoorlog, maar ook met de nieuwe bloei, vooral vanaf de „gouden jaren” zestig. Op levendige wijze wordt verteld over veilinghuizen, boekenbeurzen, allerlei genootschappen en verenigingen, met daarbij, heel herkenbaar, de slaande ruzies tijdens en na de vergaderingen.
Halfduistere winkel
Opvallend vond ik een uitspraak tijdens een dergelijk conflict, waarbij het antiquariaat woedend omschreven werd als „een halfduistere winkel met een zeer hoge drempel en nog veel hogere prijzen, waar de eigenaar als een Cerberus waakt over zijn boekenschat en elke nieuwe klant de deur uit kijkt.” Persoonlijk ken ik antiquaars op wie deze typering zonder meer van toepassing is, Buijnsters zal er met wel meer contact hebben gemaakt, maar hij houdt hun namen voor zich.
Wat hij niet voor zich houdt, is een zorgelijke ontwikkeling in het Nederlandse antiquariaat, want een toenemend aantal karakteristieke winkeltjes moet gesloten worden, omdat de huren en de verdere kosten niet meer op te brengen zijn. Internet lijkt uitkomst te bieden, zodat men steeds vaker verdergaat als een gesloten antiquariaat. Incidenteel wordt de handelswaar ook op beurzen en boekenmarkten aangeboden, wat Buijnsters doet verzuchten: „Ironisch genoeg de plaats waar het antiquariaat ooit is begonnen. Zo lijkt de cirkel weer rond.” Inderdaad, het lijkt alsof het Nederlandse antiquariaat weer terug gaat naar af, en dat na zo’n indrukwekkende geschiedenis.
Gelukkig wordt deze historie in dit goed geïllustreerde boek beschreven op een zodanige wijze dat niet alleen degenen die iets hebben met het Nederlandse antiquariaat er hun hart aan op kunnen halen, maar ook degenen voor wie het een geheel vreemde wereld is.