Binnenland

Crooswijkse weigert woning te verlaten

ROTTERDAM - De sloop van de verpauperde buurt gaat binnenkort van start. De meeste bewoners van de 2e Reserveboezemstraat in het Rotterdamse Crooswijk zijn intussen naar elders verhuisd. De 66-jarige Rotterdamse J. Flantua weigert vooralsnog haar huis -waarin ze al dik veertig jaar woont- te verlaten. „Hier heeft mijn leven zich afgespeeld. Ik wil hier blijven.”

14 February 2007 10:04Gewijzigd op 14 November 2020 04:31
ROTTERDAM – De Rotterdamse J. Flantua weigert haar huis in Crooswijk te verlaten. De verpauperde buurt wordt gesloopt. Foto Roel Dijkstra
ROTTERDAM – De Rotterdamse J. Flantua weigert haar huis in Crooswijk te verlaten. De verpauperde buurt wordt gesloopt. Foto Roel Dijkstra

Het trottoir ligt bezaaid met glasscherven van ingegooide ruiten. Losliggende stoeptegels en zandhopen beletten voetgangers een fatsoenlijke doorgang. Even verderop heeft een bewoner letterlijk zijn hele huisraad uit het raam gegooid. De aanblik van dit deel van Crooswijk is troosteloos. Nu de slopershamer dichterbij komt, hebben vandalen hun kans schoon gezien de ramen van tientallen woningen alvast in te gooien. Niet minder dan 1800 voornamelijk sociale huurwoningen moeten plaatsmaken voor duurdere huur- en koopwoningen. De huidige bewoners krijgen vervangende woonruimte aangeboden.Aannemers hebben de straatjes hermetisch afgegrendeld met zware, hoge hekken. Het is geen sinecure om in een dergelijk doolhof te voet de woning van Flantua op huisnummer 35 te vinden. Helemaal lastig wordt het als de verkeerde straatingang is gekozen en een hek de doorgang belet. Over het hek heen wordt lastig, eronderdoor lukt wel, zij het met enige hulp. „Deze hele toestand is waanzin”, zegt Flantua, die al in haar deuropening staat te wachten. Met haar hand wijst ze naar achteren. „Wat is er mis met mijn huis? Staat het scheef, is het bouwvallig? Nee toch zeker?”

In 1962 nam ze met haar man haar intrek in de woning. „Wij zaten in de binnenvaart, maar ons schip zonk in 1959. Eerst konden we bij m’n moeder terecht, pas later kregen we dit huis. Er kwamen kinderen, die inmiddels de deur uit zijn. Mijn man overleed in 1996. Voor een bedrag van 140 eurootjes per maand zit ik hier. Een huis met zo’n huurprijs kan ik nergens meer krijgen.”

De afgelopen jaren pleegde de Rotterdamse zelf het nodige onderhoud aan haar woning. „Vijftien jaar lang is er geen schilder in deze buurt geweest. Ik heb zelf een nieuwe keuken en badkamer laten plaatsen, evenals dubbel glas. Dat laat ik me niet afnemen.

Mijn kinderen zijn in dit huis geboren, mijn man is er overleden. Ik heb hier altijd met heel veel plezier gewoond. Dicht bij de slager, de bakker, het Kralingse Bos en de Rotte. Wat wil je nog meer? Hier heeft mijn leven zich afgespeeld. Hier wil ik blijven. Als ik gedwongen word dit huis te verlaten, wil ik bij m’n kinderen in de buurt wonen, elders in Rotterdam. Onder geen beding wil ik naar zo’n duiventil met allemaal oude joepen op etage 12, gang 9, kamer 48 en zo.”

Als ze terugdenkt aan de afgelopen veertig jaar komen veel herinneringen bij haar boven. „Ik was hier in de buurt een beetje de oma van Crooswijk. Ik deed ontzettend veel met de kinderen uit de buurt. De contacten met de buren waren geweldig. Als iemand problemen had, stonden we altijd voor elkaar klaar. Het was net één grote familie. Dat is nu allemaal verdwenen.”

Woedend is Flantua over de houding van woningstichting WBR. „Een paar weken terug kwam ik bij schemering thuis. Ik wilde een lampje aanklikken, maar dat deed het niet. Toen ook het volgende dienst weigerde, voelde ik nattigheid. In mijn huis was het bovendien ijskoud. Ze hadden warempel gewoon de stroom afgesloten.”

De Crooswijkse hing direct aan de telefoon. „Of ik ’s nachts niet effe ergens anders kon slapen, vroegen ze me. Ik zei: Jullie hebben de twee uur de tijd om het op te lossen. Gelukkig hebben ze dat gedaan, zij het met enige vertraging.”

De vuilcontainer is voor de Rotterdamse niet bereikbaar. Een hek vlak naast haar voordeur blokkeert onverbiddelijk de doorgang. „Ook daarover heb ik al gebeld. Het zou binnen twee weken opgelost worden, maar de heren hebben kennelijk een andere tijdrekening dan ik.”

’s Nachts is de straat aardedonker. Alleen in huize Flantua brandt licht. Bang uitgevallen is ze naar eigen zeggen niet. „Bij duisternis zit ik toch binnen.” Heeft ze dan niet gehoord van baldadige jongeren die her en der in de buurt ramen ingooien? „O ja, zeker wel. Ik heb al eens de politie gebeld toen ik van die gastjes aan de overkant bezig zag. Toen de agenten arriveerden, waren die jongens al gevlogen natuurlijk.”

De rechter beslist binnenkort of de strijdbare Rotterdamse haar woning moet verlaten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer