Kerk is plaatselijk tot activiteit geroepen
„Als de kerk in de wijk niet zichtbaar en herkenbaar is, als het zoutend-zout-zijn plaatselijk niet meer leeft, laten we dan ook maar niet naar synodes en conferenties gaan. Wat heeft een kerk bij de minister te zoeken, als ze nog nooit bij het college van b en w is geweest?”
In zijn jongste publicatie, ”Tot activiteit geroepen; de blijvende verantwoordelijkheid van de kerk voor de samenleving” (uitgave van de Willem de Zwijgerstichting), betoogt drs. A. A. Schans dat de kerk eerst en vooral plaatselijk moet spreken en getuigen. Over de titel heeft hij zitten aarzelen, zegt hij. „Activiteit is een woord dat tot misverstand aanleiding zou kunnen geven. Dat bleek wel toen een predikant me bezorgd aansprak. Maar bidden is ook een activiteit. Het gaat me in deze publicatie om het streven naar een christelijk gelaat van de samenleving, om het handen en voeten geven aan het theocratisch ideaal. Christenen hebben een roeping in de wereld. Ik laat me echter niet in de hoek van de neogereformeerden drukken.”
Van der Schans, SGP-wethouder in Bodegraven, stelt dat als de gemeente plaatselijk geen werfkracht heeft, ze die landelijk ook niet zal hebben. „Je ziet dat kerkmensen aan de ene kant opgaan in de wereld, zodat ze erin ondergaan. Aan de andere kant bestaat er een onvruchtbaar isolement. We hebben een roeping, een verantwoordelijkheid voor de wereld om ons heen. Hoe staat het met het verantwoordelijkheidsbesef van de reformatorische kerken? Vergis ik me, wanneer ik zeg dat het maatschappelijk engagement in de reformatorische kerken de laatste tijd ver te zoeken is? We hebben een taak in de maatschappij, niet in de eigen zuil. De christelijke gemeente moet maatschappelijk geëngageerd zijn, want ze speelt in Gods handelen met de wereld een belangrijke rol.”
De gerichtheid op de eigen woonomgeving is belangrijk, meent Van der Schans. „Je ziet dat door de toegenomen mobiliteit en het proces van herzuiling de gereformeerde gezindte zich richt op ”ons soort mensen”, op de bovenlokale verbanden. De reformatorische scholen -ik vind ze een grote zegen, laat dat duidelijk zijn- zijn hiervan een voorbeeld. Laten we, met heel kleine stapjes en vanuit innerlijke kracht, een zedelijk draagvlak zijn voor mensen in de plaatselijke gemeenschap. Het lijkt wel alsof we daar verder van verwijderd zijn dan ooit.”
Vanuit de Bijbel laat Van der Schans zien dat een christen present dient te zijn in de samenleving, met zijn of haar eigen geluid. „Vanuit het Evangelie wordt een christen ertoe geroepen actief en geëngageerd burger te zijn in de eigen tijd en omgeving. Hoe de huidige cultuursituatie ook verschilt van vorige eeuwen, bijvoorbeeld van de vroegchristelijke kerk, we moeten niet vergeten dat christenen op de markt van het publieke leven gestaan hebben met de belijdenis dat Jezus de Heer der wereld is. Niet vanuit een ongezond vooruitgangsoptimisme, maar vanuit de realiteit van de theocratie, ziet de toekomst voor de christelijke pelgrim er uitermate hoopvol uit. Evenzeer dient de christen vandaag, in een niet minder Gode vijandige wereld, met de Kurios-belijdenis present te zijn in de samenleving.”
Wat dat betreft vindt de Bodegraafse wethouder dat de kerkelijke gemeente weer een grotere plaats dient te krijgen. „Veel organisaties en instituties, zoals de politieke partij, worden gezien als een vervanging van bepaalde taken van de gemeente. Onlangs hoorde ik een ouderling zeggen: Daar hebben we de SGP toch voor? Maar de kerk blijft haar eigen roeping houden, ze dient te getuigen.”
Van der Schans ziet twee lijnen voor zich. „De kerk als instituut spreekt ambtelijk. De gemeente zou bijvoorbeeld elk jaar de lokale politieke partijen kunnen uitnodigen. Ze dient in beweging te komen bij grensoverschrijdende gebeurtenissen, zoals zondagsontheiliging, bordelen, houseparty’s.
Op wijkavonden zou iemand van de kerkenraad aanwezig kunnen zijn. De meest voor de hand liggende optie is dat je niets zegt bij de besprekingen, maar gaat het over zoiets als criminaliteitbestrijding, dan zou je kunnen wijzen op waarden en normen. Het is absoluut niet mijn bedoeling dat de kerk een soort veredeld buurthuis wordt, laat de kerk vooral kerk blijven. Ik vind ook niet dat de kerkenraad eigen leden moet aansturen om de maatschappelijke participatie te bevorderen. Het gaat erom dat de kerkelijke gemeente betrokken is bij wat er in de plaatselijke gemeente gebeurt, en haar eigen geluid laat horen.”
De tweede lijn is het ambt aller gelovigen. Christenen hebben individueel een roeping, een verantwoordelijkheid als burger voor de hen omgevende mensen, zegt Van der Schans. „Bij onzedelijke reclames zou je in actie kunnen komen door een brief te schrijven of een gesprek met de verantwoordelijke ambtenaar aan te vragen. Zelf heb ik daarover een keer een gesprek gehad. De man zei: Je bent de eerste die hiertegen bezwaar maakt, ja, en de SGP zegt het natuurlijk ook. Terwijl er eigenlijk al tientallen mensen voor me geweest zouden moeten zijn. Wie heeft er al eens een brief geschreven over een houseparty of over de komst van een crematorium? Je moet dit soort dingen niet alleen via de partij laten verlopen. Dat is een orgaan waardoor mensen zich nauwelijks meer laten organiseren.”
Van een christen wordt een actief en geëngageerd burgerschap gevraagd, stelt Van der Schans in zijn publicatie. „Laten we present zijn in wijkteams, plaatselijke werkgroepen Vluchtelingenbeleid, jongeren- en tal van andere platformen en ecoteams. Door een niet zelden toenemende concentratie op de eigen groep, kring of zuil, verliezen we contacten met de plaatselijke gemeenschap. Ook in al deze structuren geldt dat deze inbreng en communicatie gefundeerd en geworteld dient te zijn in een leer en leven naar de Schrift.”