Twaalfhonderd nageltjes klinken
„Ha, hier moet ik nog een stukje schuren.” Jan de Haas (60) voelt een rafeltje onder aan zijn boot. De inwoner van Rhoon die in zijn kelder een sloep bouwt, is een perfectionist. „Zwemmers kijken ook tegen de onderkant aan, die moet er dus net zo glad uit zien als de bovenkant.”
Toen hij twaalf was, knapte De Haas een oude kano op. Samen met zijn vader, die baas was op een scheepswerf. Hij woonde in Utrecht-Zuid en liet het bootje te water in een van de kanalen rond de stad. Later begon hij met een krantenwijk, puur en alleen om een nieuw bootje te kunnen opknappen.Met het volgen van de hts trad De Haas in de voetsporen van zijn vader en werd scheepsbouwkundige. Hij ontwierp tientallen schepen, voornamelijk van staal. Maar het oude ambacht bleef trekken. Toen hij enkele jaren geleden de mogelijkheid kreeg minder te gaan werken, greep hij die aan. Hij ruimde z’n souterrain leeg en maakte een ontwerp voor een sloep van 5 meter 70 die er precies in moest passen en er ooit weer uit moest kunnen. Een boot die hij nu eens zelf wilde bouwen.
Mallen
In de kelder van zijn dijkhuis zette De Haas in mei vorig jaar eerst het geraamte op. Hij maakte mallen van oude platen multiplex als model om de boot op te bouwen. „Het is belangrijk dat je heel precies werkt, willen de volgende onderdelen goed passen. Het ziet er bovendien veel beter uit als beide kanten nagenoeg gelijk zijn.”
De Haas koos teak als houtsoort. „Het duurste hout, ja. Maar ook het beste, want het rot niet.” Voor het binnenwerk schafte hij 4 centimeter dikke planken aan. Het bovendek wordt ook weer van teak. „Ik koop daarvoor onbewerkte stroken, met rubber ertussen. Dat staat zo mooi.”
Het kenmerk van een sloep is de hartvormige spiegel, de achterkant van de boot. Hij laat de vorm bij zijn eigen boot zien. „Kijk, hier zie je goed dat de bovenkant weer wat rond toeloopt.” Bewust ontwierp hij zijn sloep niet met een hoge voorsteven. „Dat zie je tegenwoordig wel veel, maar dat is in de praktijk helemaal niet handig. Als je op zo’n boot aan het sturen bent, moet je altijd over die hoge punt heen kijken.”
Grote machines die op een scheepswerf beschikbaar zijn, heeft hij niet. Alles gebeurt met handgereedschap: een cirkelzaag, een frees, een boortol en verschillende schuurmachines. Om niet steeds de kop te hoeven verwisselen, heeft hij zeven boormachines in de kelder liggen. „Dan grijp ik tenminste nooit mis.”
De eiken spantjes die hij in zijn boot bevestigde, boog hij allemaal met de hand. „Ik spoot ze nat en maakte ze met een brander zo warm dat ik ze kon buigen. Dat was een enorme klus. Ik deed zo’n twee spantjes per uur. Als ik nog een keer aan een boot begin, maak ik voor het buigen een speciale stoomkist.”
Hij laat wat losse exemplaren met scheuren zien. „Deze kon ik niet meer gebruiken. Dat is het lastige van werken met hout: je weet nooit precies wat het gaat doen.”
Handigheid
Of iedereen het kan, een boot bouwen? „Nou, je hoeft er geen scheepsbouwkundige voor te zijn, maar een beetje handigheid met hamer en spijkers komt wel van pas. Verder moet je inventief zijn, maar dat geldt voor het hele leven. Je komt geheid heel wat problemen tegen, die je met wat denkwerk moet willen oplossen.”
Hij geeft daarvan een voorbeeld. „Ik wilde de nagels waarmee de planken van de romp aan elkaar zitten, verzinken. Aan mijn boor bevestigde ik daarvoor een extra stukje rond hout, waarmee ik op de plek van de nagel een inkeping kon maken. Dat is wel leuk ja, als dat uiteindelijk lukt.”
Wie twijfelt of hij een boot kan maken, raadt De Haas aan een cursus bij de bootbouwschool in Uitgeest te volgen (www.bootbouwschool.nl). Zelf heeft hij daar ook een korte opleiding gevolgd. „In een week bouwde ik met heel verschillende mensen een bootje. Ondertussen leerde ik de kneepjes van het vak. Dan kun je meteen ontdekken of het bouwen sowieso iets voor je is.”
Tijdens de cursus kreeg De Haas de tip klemmen van hout te maken waartussen planken vastgezet kunnen worden om ze vast te klinken. „Er zijn wel lijmklemmen, maar die zijn eigenlijk te ondiep om er twee planken tussen te krijgen.” Nu hij aan het bouwen is, weet hij: „Klemmen heb je nooit genoeg.”
Het is heel wisselend hoeveel tijd De Haas in zijn hobby steekt. „Soms ben ik er een hele week aan bezig, soms maar een paar uurtjes.” Het meeste doet hij alleen, maar ook veel mannen uit de buurt helpen graag een handje mee. „Een logé en een buurman hebben geholpen met het klinken van de 1200 nageltjes. Dat gaat gewoon niet alleen. En met z’n vijven hebben we vorige maand de boot omgedraaid.”
Cabriolet
Voordat het vaartuig het water in kan, moet de binnenkant nog worden afgewerkt. „Er komt nog een vloer in en ik wil er nog bankjes in bouwen. Ook komt er een buiskap over. Dat is een soort linnen kap, die je als een cabriolet kunt openschuiven. Langs de randen van de boot maak ik een kabelaring. En er moet natuurlijk een motor in. Ik denk zelf dat een elektromotor bij deze boot het beste past. Een sloep is een boot om lekker rustig mee van de omgeving te genieten. Rond Vinkeveen of in Friesland bijvoorbeeld. Daar past een stille motor bij. Maar met het monteren ervan wil ik zo lang mogelijk wachten. Ik ga de boot namelijk verkopen. En ik wil de keuze voor het soort motor eigenlijk aan de nieuwe eigenaar laten.”
Omdat De Haas graag met goede materialen werkt, zijn de kosten inmiddels aardig opgelopen. De nieuwe eigenaar zal zeker 30.000 euro voor de sloep moeten neertellen. „En als de koper veel extra’s wil, gaat hij zó 10.000 euro meer kosten.”
Volgens De Haas zijn het dan ook vooral de echte liefhebbers die zo’n boot kopen. „Nederland is geen houtenbotenland. Hier zie je veel meer boten van polyester, omdat die minder onderhoud vragen. Vooral tegen het lakken zien veel mensen op, maar daar houd je hem wel mooi mee. En zeg nou zelf, dat werk is zo’n mooie boot toch wel waard?”