”Den dreckwagen van alle ketterijen”
Boven een zee van geveltjes doemt in Gouda de opengewerkte toren van de Gouwekerk op. Loodrecht priemt de spits omhoog. Iets links ervan rijst, boven kroegen en cafés, de laatgotische St.-Janskerk op. De toren van de St.-Jan is een beetje een armetierig ding, vergeleken met die van de Gouwekerk. „Maar de St.-Jan, daar kan niemand omheen”, zegt dr. P. H. A. M. Abels. „Gouda is alleszins godsdienstig geweest. En is dat nog.”
De St.-Jan is 123 meter lang. Daarmee is de aan Johannes de Doper gewijde hoofdkerk van Gouda de langste van Nederland. Voor het bescheiden torentje heeft Abels wel een verklaring: „De bodemgesteldheid liet het niet toe om hier een échte toren te bouwen.”
Binnen in de Janskerk lag ooit het graf van Alexander Comrie. Hij werd begraven „in het Oude Noordpand, de 34ste laag (rij), het 7de graf.” De archieftekst voert naar de noorderzijbeuk van deze imposante kruisbasiliek. Helemaal rechts in de hoek, onder een van de beroemde Goudse glazen, moet Comries reiskleed in de aarde zijn neergelaten. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw hebben bulldozers bruut het gebeente van de beroemde prediker van Woubrugge aan de kant geschoven. „In de St.-Jan is altijd al veel geschoven en geruimd”, zegt Abels.
Gouda is nog steeds een kerkse stad, stelt Abels, die voorzitter is van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis. „De hervormde presentie is hier tamelijk groot. De middenorthodoxie en de Gereformeerde Bond weten zondags de Janskerk goed gevuld te krijgen. Vrijwel alle kerkelijke stromingen hebben hier hun plek. Er zijn 35 verschillende godsdienstgenootschappen. En de binnenstad telt inmiddels ook drie moskeeën.”
Buiten gaat de Kerksteeg over in Achter de Kerk. Rechts ligt het middeleeuwse Museum Catharina Gasthuis. De kapel ervan is sinds enkele jaren ingericht met Goudse kerkelijke kunst, die volgens Abels een aardige kijk geeft op de kerkgeschiedenis van de stad.
Gouda was op 21 juni 1572 de eerste grote Hollandse stad die de kant van Willem van Oranje koos. Gouda was in het gewest ook de laatste stad die de Reformatie omarmde. „Het stadsbestuur wilde een brede stadskerk en verzette zich zo lang mogelijk tegen de bevoorrechting van de gereformeerde religie als de enig ware godsdienst”, zegt de rooms-katholiek Abels.
Hij weet nóg iets uit de historie op te diepen: „Gouda was het laatste bolwerk van de remonstranten. De stad kreeg het etiket ”het rattennest ende den dreckwagen van alle ketterijen”. Iedereen die een afwijkende mening had, kon hier terecht. Coornhert mocht hier zijn geschrift tegen de predestinatie schrijven en laten drukken, en toen men in Leiden Vorstius niet langer als hoogleraar in de theologie wilde handhaven, mocht hij best in Gouda komen.”
Gouda wilde ruimte, vrijheid, ongebondenheid. Illustratief is dat de ”Vrijheid van Consciëntie” het eerste protestantse raam was van de beroemde Goudse glazen. „In Gouda is altijd heftig geruzied. Er gaat een verhaal dat een dominee zich eens in de Janskerk vechtend een weg moest banen in de richting van de preekstoel. Hij haalde de kansel niet. Bloedend koos hij de aftocht, met zijn verfrommelde toga onder de arm.”
Maar dan klaart toch de lucht op: „Het is opmerkelijk dat de stad zich ontwikkeld heeft van een van de meest vrijzinnige steden van het land tot een van de meeste behoudende.”
Aan de Spieringstraat ligt de Jeruzalemkapel. Willem de Raedt liet dit gebouwtje optrekken als dank voor zijn behouden terugkomst van een reis naar Israël. De achtkantige kapel is gebouwd naar het voorbeeld van de Heilige Grafkerk in Jeruzalem.
Via de Molenwerf komen we op de Oosthaven. Het herenhuis van ”Sociëteit de Reünie” (huisnummer 17) draagt een tekst op de muur: ”Hier overleed op 29 oct. 1590 Dirk Volkertsz. Coornhert, pleitbezorger van tolerantie en gewetensvrijheid”. Lange tijd was er onduidelijkheid over het precieze sterfhuis van Coornhert. „Deze geveltekst zat eerst een paar huizen verderop”, zegt Abels. „Toen vast kwam te staan dat hij hier is gestorven, hebben ze deze tekst hierheen versleept.”
Abels steekt de brug over, blijft staan bij een plaquette en wijst. „Dit is de Noodgodsbrug. Hier stond vroeger de Noodgodskapel. En in die kapel stond het Maria ter Nood Gods-beeld. Schippers kwamen hier een kaarsje aansteken en vroegen Maria om een behouden vaart.”
Elf kloosters telde Gouda ooit, waarvan er tien binnen de stadsmuren lagen. Het elfde, klooster Stein, lag in de richting van Haastrecht. „Daar woonde Erasmus lange tijd. Erasmus is wel ingelijfd door Rotterdam, maar goedbeschouwd was hij toch een Gouwenaar”, vindt Abels.
Aan de Hoge Gouwe ligt de Gouwekerk, ooit de grootste roomse kerk van Gouda. „De katholieken hebben geprobeerd hun Gouwekerk net zo groot te laten zijn als de St.-Jan”, zegt Abels. „Dat is niet gelukt. Feit is wel dat de toren van de Gouwekerk de skyline van Gouda beheerst, en niet het kleintje van de St.-Jan.”
Enkele jaren geleden werd de Gouwekerk voor een symbolische gulden verkocht aan de zendingsorganisatie van de omstreden charismatische Johan Maasbach. Grote borden vertellen dat de Gouwekerk in restauratie is. Over de subsidiëring van het 2 miljoen euro kostende project is heel wat te doen geweest. Nu de kerk als kanjermonument wordt aangemerkt, schijnt de kou uit de lucht. Planken borden dragen een waarachtige tekst: ”God is liefde”.
Grijze letters hoog in de gevel van Hoge Gouwe 107 vertellen: ”Oud-Katholieke Kerk”. Het is een van de mooiste Nederlandse schuilkerken uit de tijd van de Republiek. Aan de overkant van de brug staat de lutherse kerk, voorheen de St.-Jooskapel, onderdeel van een klooster. Boven op de toren wiegt de lutherse zwaan bevallig van links naar rechts. Aan de overkant stuitert luidruchtig een scooter langs de gracht.
Abels wijst in de Vrouwesteeg nog naar de O.L.V.-toren. „In de Onze-Lieve-Vrouwekapel hielden de gereformeerden na de Reformatie hun eerste kerkdienst. Het stadsbestuur had, uit vrees voor plundering, de St.-Jan gesloten. Pas een jaar later mochten de gereformeerden bezit nemen van de hoofdkerk.” De Onze-Lieve-Vrouwekapel is verdwenen. De toren bleef staan, om dienst te doen als opbergplaats voor brandslangen, als uitkijkpost en als tijdaanduider.
Aan het einde van de Antoniestraat staat opnieuw een kloosterrestant, de Agnietenkapel. Nu houdt daar de Oudheidkundige Kring haar lezingen. Aan een van de buitenmuren is een buste van Erasmus bevestigd. „Dat beeldje is gevonden in Suriname. Het werd daar gebruikt als vogelverschrikker”, zegt de kerkhistoricus. „Maar hier staat het beter.”
In de verte klingelt het carillon van het oude stadhuis. De avond valt. Het is mooi geweest.
Vlak bij de buste van Erasmus staat Abels’ fiets. „Als ik in het centrum moet zijn, parkeer ik hier altijd mijn fiets. Erasmus houdt ’m in de gaten.”