Opinie

Pers erkent interne problemen onvoldoende

Het gaat structureel slecht met de schrijvende pers. Dat wordt verergerd door defensief gedrag en gebrek aan klantgerichtheid in de journalistiek, stelt M. G. Rost van Tonningen.

20 August 2002 08:39Gewijzigd op 13 November 2020 23:45
„De krantenwereld vraagt om een reorganisatie. Er is te weinig druk op journalisten om zich in te spannen voor echte klantgerichtheid en om te streven naar consistent en haalbaar beleid.” - Foto ANP
„De krantenwereld vraagt om een reorganisatie. Er is te weinig druk op journalisten om zich in te spannen voor echte klantgerichtheid en om te streven naar consistent en haalbaar beleid.” - Foto ANP

De Nederlandse pers staat er belabberd voor, maar lijkt zich dat nauwelijks te realiseren. Kortgeleden sprak ik een van de topmensen uit de dagbladsector en hij vertelde mij „dat het met de Nederlandse pers in een negatief scenario best net zo zou kunnen gaan als met de textielindustrie van Twente in de jaren vijftig, namelijk: dat zij vrijwel verdwijnt.” De man lijkt een roepende in de woestijn, want het merendeel van de pers gedraagt zich of haar niets kan gebeuren.

PCM, het concern dat samen met De Telegraaf het monopolie heeft voor landelijke dagbladen, maakt alleen nog maar winst met de sterke titels NRC en de Volkskrant. Algemeen Dagblad en Trouw draaien met verlies en Het Parool, nu voornamelijk verspreid in en rond Amsterdam, is gedurende meer dan tien jaar een bloedende wond, die alleen maar grote verliezen van circa 5 miljoen euro per jaar veroorzaakt. De sterke titels moeten, net als de zwakke, bezuinigen volgens het fantasieloze kaasschaafprincipe, zodat de weerbaarheid van alle titels achteruitloopt.

Bedreigingen
De dagbladpers als geheel -gedomineerd door PCM, De Telegraaf en het Wegener-concern (regionale bladen)- lijdt onder vier structurele bedreigingen.

Ten eerste, dagbladen worden steeds minder onderscheidend. In het verleden was de pers nog verzuild, bijvoorbeeld katholiek (Volkskrant), protestant (Trouw) of liberaal (NRC). Maar die tegenstellingen zijn sinds decennia grotendeels voorbij. Ook ”links” of ”rechts” werkt sinds paars niet echt meer. Profilering van titels wordt dus steeds moeilijker.

Ten tweede, de distributiekosten stijgen steeds verder. Wat de bezorgers betreft: als er geen allochtonen en asielzoekers waren, dan zou er in grote delen van Nederland helemaal niet meer worden bezorgd. Er is geen ander personeel te krijgen!

Ten derde, het aantal advertentie -normaal gesproken goed voor circa 50 procent van de inkomsten- loopt als gevolg van de economische malaise drastisch terug. Daarnaast zal verdere penetratie van internet en andere technologieën op den duur negatieve invloed hebben op de hoeveelheid gedrukte advertenties.

Ten vierde, jonge mensen lezen veel minder. Deze doelgroep is massaal overgegaan op tv, spelletjes en internet. In Nederland wordt relatief nog meer gelezen, dan in de meeste andere landen. Er mag dus gerust worden aangenomen dat het lezersbestand structureel terugloopt.

Loopjongen
Even een zijstap naar de opinieweekbladpers. Slechts Elsevier draait met winst en heeft circa 145.000 abonnees. HP/De Tijd groeit wel een beetje, maar leidt al jaren een kwijnend bestaan met circa 25.000 abonnees en Vrij Nederland heeft het abonneebestand zien kelderen van meer dan 100.000 abonnees in de jaren tachtig tot 40.000 à 45.000 nu. Ook hier hoorde ik onlangs van een topman in de branche „dat het haast niet meer mogelijk is om onder de huidige omstandigheden een goed product te maken.”

Behalve bij De Telegraaf -waar de hoofdredactie deel uitmaakt van de directie- hebben directies nauwelijks invloed op het redactionele beleid van dag- en weekbladen. Via een redactiestatuut opereren redacties autonoom. De hoofdredacteur wordt gekozen door de redactie zelf, hetgeen in de praktijk meestal impliceert dat hij meer fungeert als ’loopjongen’ van zijn redactie dan als leider. Er is te weinig druk op journalisten om zich in te spannen voor echte klantgerichtheid en om te streven naar consistent en haalbaar beleid.

Geen subsidie
We komen nu tot de kern van ons betoog. Je hoort van directieleden en journalisten, als je met hen over de sombere vooruitzichten spreekt, dat zij meestal wel weten dat het slecht gaat met de pers. Maar tevens hoor je vaak de stelling „dat de politiek de zwakke titels wel zal redden, omdat anders het cultureel erfgoed verloren zal gaan.”

Er zijn ook andere reddingsgedachten: de Stichting Parool, meerderheidsaandeelhouder van PCM, zou Het Parool wel eens nog langer overeind kunnen houden, ondanks dat een zinnig mens zich kan afvragen of zij daarmee niet al tien jaar geleden had moeten stoppen.

Bij het maken van reddingsplannen is van belang dat de Nederlandse regering voorlopig helaas heeft afgezien van het opheffen van een van de drie tv-netten van de publieke sector, terwijl toch inmiddels kan worden vastgesteld dat de kwaliteit te veel wordt versplinterd. Publieke omroepen kunnen, ondanks een half miljard euro subsidie per jaar, nauwelijks een concurrerend product maken ten opzichte van commerciële zenders als SBS en RTL, laat staan vergeleken met buitenlandse zenders. De bureaucratie in Hilversum is omvangrijk en gepolitiseerd, dus die kant moeten we met de pers zeker niet op.

Wij weten inmiddels uit ervaring overal ter wereld dat structurele subsidies aan het bedrijfsleven uit den boze zijn. Ze maken de leiding en de medewerkers lui. De creativiteit samenhangend met de wil om te overleven verdwijnt en uiteindelijk valt het verval meestal toch niet tegen te houden. Om die reden worden concurrentievervalsing en monopolievorming vooral door de EU en de regering in de VS actief bestreden.

Leiders
Concluderend moeten we vaststellen dat de pers natuurlijk iets bijzonders blijft. Er is een nauwe band met een van de grondrechten van onze democratie, te weten de vrijheid van meningsuiting. Maar we moeten juist dan uitkijken voor drogredenen die wel veel geld kosten, maar de consument of kiezer uiteindelijk niets opleveren. Wat we nodig hebben zijn leiders met meer visie die drastische maatregelen durven nemen en andere structuren tot stand brengen. Een redactiestatuut kan wel een filosofie bevatten, bijvoorbeeld met een missie waar eenieder zich aan te houden heeft, maar geen bescherming voor inconsistent gedrag en permanente werkgelegenheid.

De politiek ten slotte heeft geen verantwoordelijkheid voor het in leven houden van de gehele pers, maar wel voor pluriformiteit en tegengaan van concurrentievervalsing. Een paar sterke kranten met een duidelijk profiel verdienen de voorkeur boven meer dan tien kranten met de vaagheid van de Nederlandse polder.

De auteur is adviseur van directies en werkte voor vrijwel alle grote uitgeverijen in Nederland op topniveau. Dit artikel verscheen eerder in Het Financieele Dagblad.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer