De werkloosheid onder hen daalde wel licht, maar minder sterk dan onder autochtonen. Zij zijn 3,5 maal zo vaak werkloos als autochtonen. De afgelopen jaren was dit verschil iets minder groot.Dit blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek dinsdag heeft gepubliceerd. In 2006 was de werkloosheid onder allochtonen 15,5 procent, tegen 16,4 procent een jaar eerder. Van de autochtone beroepsbevolking was in 2006 4,3 procent werkloos.

De daling van de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen kwam helemaal voor rekening van jongeren. Bij niet-westerse allochtonen boven de 25 jaar daalde de werkloosheid niet.

In 2006 zaten er 20.000 niet-westerse allochtone jongeren van 15-24 jaar zonder werk. Dat komt neer op 22 procent van de beroepsbevolking in die groep. In 2005 was dat percentage nog 26. Onder autochtone leeftijdsgenoten daalde in dezelfde periode de werkloosheid van 11 naar 9 procent. De jeugdwerkloosheid onder allochtonen ligt daarmee 2,5 maal hoger dan onder autochtonen.

„Het lijkt erop dat allochtonen wat later profiteren van een economische opleving dan autochtonen”, zegt Michiel Vergeer van het CBS. In 2005 daalde onder autochtonen jongeren de werkloosheid al, maar onder allochtone jongeren nog niet. In 2006 is er ook in deze groep een duidelijke daling, aldus Vergeer. Onder de 25-64-jarigen is er nu onder autochtonen sprake van een daling, maar bij allochtonen niet.

Marokkanen zijn door de jaren heen de groep met het hoogste aandeel werklozen. Dat bedroeg in 2006 17 procent. Daarmee waren zij bijna twee maal zo vaak werkloos als Surinamers, de groep met traditioneel de minste werkloosheid. De verhouding tussen deze twee groepen is daarmee terug op het niveau van 2000.