Kernwapenbeleid van Engeland en Frankrijk bedenkelijk
De huidige modernisering van de kernwapenarsenalen van Engeland en Frankrijk lijkt vooral door nationale gevoelens en door de status van grootmacht te zijn ingegeven. Volkenrechtelijk en politiek gezien zijn er echter geen goede argumenten voor deze ontwikkeling aan te voeren, zegt Willem Schneider .
In Engeland wordt momenteel gediscussieerd over modernisering van de nucleaire raketten (Trident D5) in de onderzeeërs. Deze update betekent dat de huidige vier onderzeeërs van de Vanguardklasse op termijn worden vervangen. In maart besluit het Engelse parlement hierover.In december vorig jaar zei premier Blair dat „de nucleaire afschrikking een essentieel onderdeel is van onze zekerheid tegen onzekerheden en toekomstige risico’s.” Noord-Korea en Iran hebben volgens hem „dubieuze redenen” voor een nucleaire capaciteit. Blair beloofde ook de voorraad kernkoppen van 200 naar 160 terug te brengen.
Engeland is bij het moderniseringsprogramma volledig afhankelijk van Amerika. Deze raketten zijn ook gestationeerd op de strategische onderzeeboten van de Ohioklasse van de Amerikaanse marine. Worden deze raketten niet gemoderniseerd, dan worden ze door de Verenigde Staten rond 2025 uit dienst genomen. Met de nieuwe aanpassingen kan de levensduur van de Trident D5-raket tot 2042 worden verlengd.
Bescherming
Ook de Franse regering moderniseert de twee onderdelen van zijn nucleair arsenaal. De op onderzeeërs geplaatste ballistische raket M45 wordt vervangen door de M51.1. Rond 2010 komen deze in dienst. Het andere onderdeel betreft de Air-Sol Moyenne Portée (ASMP). Deze vanuit vliegtuigen gelanceerde raket wordt vervangen door ASMP-Amélioré, die rond 2007 in dienst komt.
Opmerkelijk is dat de motivatie voor handhaving van de nucleaire afschrikking geleidelijk is gewijzigd. De vroegere doctrine benadrukte de bescherming van het Franse grondgebied. Ook het „veiligstellen van de strategische bevoorrading” (de energievoorziening!) en „de verdediging van geallieerde landen” zijn nu redenen voor handhaving van het nucleaire arsenaal. Tevens wordt het gebruik van ”kleine kernwapens” nadrukkelijk in deze doctrine opengehouden.
Het is de vraag of deze verlaging van de nucleaire drempel in de vorm van „nucleaire waarschuwingsschoten” door kleine kernwapenlanden -waartoe Frankrijk toch behoort- de wereld veiliger maakt.
Gevoelig
De vervanging van de nucleaire systemen komt in een periode waarin het vraagstuk van de modernisering gevoelig ligt. De modernisering strijdt met de geest van het non-proliferatieverdrag (NPV). Met name met artikel 6, waarin staat dat alle lidstaten van het verdrag „te goeder trouw” onderhandelen over effectieve maatregelen om de nucleaire wapenwedloop op korte termijn te stoppen en over nucleaire ontwapening. Minder -maar moderne en veel effectievere- kernwapens en kernkoppen passen niet bij dit artikel.
Is deze handhaving van genoemde kernmachten door machtsdenken ingegeven? Dan is de vraag tegen wie of wat de nucleaire afschrikkingsmachten van Frankrijk en Engeland zijn gericht. Bijvoorbeeld tegen onvoorspelbare dreigingen vanuit Rusland of China. Als dat zo is, zullen deze landen in zo’n crisis na de Verenigde Staten de tweede plaats innemen. Dat is ook het geval bij regionale dreigingen vanuit Noord-Korea of Iran. Als het gaat om inlichtingen en technologie is met name Engeland afhankelijk van Amerika.
Verder zal het antwoord op nucleaire dreigingen door terroristische islamitische organisaties bestaan uit operaties van ’speciale strijdkrachten’ en het gebruik van diplomatieke middelen. De inzet van strategische nucleaire raketten (Tridents D5 of M51.1) is hierop niet het gepaste antwoord.
Actie-reactiemodel
De modernisering van de nucleaire bewapening van Engeland en Frankrijk heeft nog andere effecten. De landen die het non-proliferatieverdrag niet hebben ondertekend, worden in hun eigen mening gesterkt. De vervanging geeft voeding aan Iran en Noord-Korea om hun nucleaire ambities te legitimeren. Voor India en Pakistan geeft dit aanleiding om hun kernwapenprogramma voort te zetten.
Maar er is nog een tweede effect. In dit actie-reactiemodel duiken nieuwe landen op die -hardop denkend- hun nucleaire ambities etaleren. Bekend voorbeeld is Iran. Minder bekend is Japan: eind vorig jaar publiceerde de Japanse krant Sankei Shimbun een geheim regeringsdocument met daarin de intentie van de regering om kleine nucleaire kernkoppen te ontwikkelen. Volgens experts heeft Japan voldoende plutonium/uranium om in korte tijd (circa zes weken) geavanceerde kernkoppen te fabriceren. De regering ontkende het bestaan ervan. Na de Noord-Koreaanse kernproef zei de minister van Buitenlandse Zaken, Taro Aso, onlangs in het parlement dat zijn regering wel over dit onderwerp wil discussiëren. Naar zijn opvatting is het bezit van een „noodzakelijk minimum” aan wapens voor zelfverdediging (inclusief kernwapens) onder de huidige pacifistische grondwet niet verboden.
De auteur is politicoloog en was werkzaam bij de vaste kamercommissies voor buitenlandse zaken en voor defensie.