„Vrouwenopvang niet toereikend”
UTRECHT - De vrouwenopvang in Nederland komt onvoldoende tegemoet aan de problemen van vrouwen die op de vlucht zijn voor geweld.
Ook sluiten vraag en aanbod niet voldoende op elkaar aan, zo blijkt uit een maandag gepresenteerd onderzoek van het Trimbosinstituut en het UMC St Radboud in Nijmegen.De meeste vrouwen voelen zich na vertrek niet veiliger of weerbaarder dan tijdens de opname in de vrouwenopvang. Verder hebben veel vrouwen zodanige depressies of posttraumatische stressstoornissen, dat klinische hulp nodig is. De meesten krijgen die hulp niet.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat in het buitenland geboren vrouwen minder hulp krijgen dan zij zelf nodig vinden. Bij Nederlandse vrouwen is dit precies omgekeerd: zij krijgen meer hulp dan ze wensen.
Vooral de praktische hulpverlening op het gebied van onder meer huisvesting, inkomen, sociale contacten en psychologische hulp bevat hiaten, zo blijkt uit het rapport. Daarnaast blijkt de manier van behandelen niet goed te zijn. De gevraagde zelfredzaamheid, de eigen verantwoordelijkheid en de motivatie-eisen passen volgens het rapport niet meer bij de huidige groep vrouwen.
Voor het onderzoek is een groep vrouwen geïnterviewd die representatief is voor de hele vrouwenopvang. Vrijwel alle vrouwen hebben geestelijk, 80 procent heeft lichamelijk en een derde heeft seksueel geweld ervaren. Meer dan 60 procent lijdt onder depressies en 84 procent heeft een posttraumatische stressstoornis.
Zeker de helft van de vrouwen is allochtoon. Deze groep is slechter af dan de Nederlandse seksegenoten. Zij hebben te maken met meer dreiging en boosheid van familie, zijn tegelijkertijd sterker van hun partner afhankelijk en kunnen door taalproblemen moeilijker om hulp vragen.
Het onderzoek geeft voor het eerst een betrouwbaar beeld van de vrouwen die opvang nodig hebben en het soort hulp dat zij wensen en is daarmee uniek.