Onderzoeken
Het onderzoek van onszelf is zeer nuttig. Dat is niet alleen in boze dingen, maar ook om ons op te wekken tot dankbaarheid voor de genade van God, door welke Hij ons tegen zo veel verzoekingen beschermd heeft en ons gemoed, dat van zichzelf kwijnende is, tot het goede opgewekt heeft.
Daar komt bij dat u ziet dat u van de weg bent afgeweken en ook ziet dat u terstond moet wederkeren. Tenzij u liever verder wilt afdwalen.Er zijn enkele daden van God omtrent ons welke Hij niet oefent dan alleen omtrent Zijn uitverkorenen en beminden. Hij is wel voor allen goed, maar bijzonder voor zijn geestelijk Israël. Dus moet het gemoed onderzocht worden als onder de ogen van een alziend God, of er aanwezig is een armoede van de geest, wie zuiverheid, honger en dorst naar de gerechtigheid van de Heere aanbevolen wordt. Het hart zegt: Toets mijn nieren en ken mijn hart.
Hier mag men vrijmoedig tot God zeggen: „Heere, nadat ik mij naar het voorschrift van Uw Woord onderzocht heb, kan ik anders niet bevinden of de tekenen van gelukzalige staat zijn er. Maar, Heere, ik heb zo’n bedrieglijk hart. Ik ben bereid om mij aan Uw onderzoek te onderwerpen. Is het dat ik dwaal, o Heere, onderricht mij.
H. Witsius, predikant en professor te Utrecht (”Practicale Godgeleerdheid”, 1731)