Dat meldde wethouder van Onderwijs Van Zuilen donderdagmorgen desgevraagd.De kinderen zijn met hun ouders op uitnodiging van de overheid in Nederland en zijn hierdoor verzekerd van een verblijfsvergunning. De ouders wilden hun kinderen vanwege de identiteit op een christelijke school plaatsen.

De reden van afwijzing ligt volgens wethouder Van Zuilen allereerst in de afspraken die gemaakt zijn in een convenant over spreiding van allochtonen in het onderwijs. „Wij hanteren een norm van 40 tot 45 procent allochtone kinderen per school. Hiermee voorkomen we het ontstaan van zwarte scholen. Twee van de drie benaderde christelijke scholen voldoen al aan deze eis.”

Naast de forse bezetting van allochtone kinderen noemt Van Zuilen ook een tweede reden voor afwijzing. Twee van de drie kinderen hebben eerder al een plek gevonden in het openbaar onderwijs.

Bij het derde jongetje, dat sinds december noodgedwongen thuiszat en nu ook een plek heeft op een openbare school, is de zorgvraag in het geding. „Deze jongen heeft een taalachterstand, waardoor hij niet in groep 6 maar een klas lager moet geplaatst worden. De derde christelijke school waar de aanmelding nog liep, heeft te veel leerlingen in groep 5. Daarbij is het aantal rugzakkinderen, die speciale zorg behoeven, in deze klas omvangrijk. Aanname van het kind zou een te zware belasting betekenen, waardoor het kind niet de juiste zorg zou geboden kunnen worden.”

Van Zuilen betreurt het dat hierdoor niet aan de wensen van de ouders voldaan kan worden. „We willen op korte termijn het convenant evalueren en maatregelen nemen, zodat deze situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden.”

Ook H. Slabbekoorn, algemeen directeur van het Christelijk Nationaal Schoolonderwijs (CNS), duidt het voorval als een „zorgelijke ontwikkeling. Als ouders hun kinderen identitair onderwijs willen geven, moet dit kunnen. Maar in dit geval was het onverantwoord de kinderen aan te nemen.”

Slabbekoorn en Van Zuilen zou donderdag het gesprek aangaan om meer duidelijkheid te over hoe in de toekomst om moet worden gegaan met de aanname van asielzoekerskinderen.”