„Zending wijst grootste nood aan”
„Doodsbenauwde heidense zeelui roepen als vanzelf tot hun eigen god. Uit de geschiedenis van Jona blijkt dat daar zending niet voor nodig was. Zending is wel nodig om te leren hoe de ware God aangeroepen moet worden. Daarom heeft zending tot doel mensen te laten zien waar hun grootste nood ligt.”
Dit zei ds. W. J. Teunissen woensdag op de jaarlijkse zendingsmiddag in Doornspijk. Ds. Teunissen, hervormd predikant te IJsselmuiden, sprak over Jona 1. Het thema van zijn toespraak was: ”Jona als zendeling op de vlucht”. „Van God krijgt Jona een zendingsopdracht die bestaat uit oordeelsprediking. Eigenlijk is elke prediking oordeelsprediking. De hoorder moet worden aangezegd dat hij verdoemelijk voor God is. Als dat oordeel aanvaard wordt, dan klinkt ook het andere oordeel: vrijspraak in Christus.”
Jona vlucht van het aangezicht van de Heere. „Dat is het oude verhaal. Adam was de eerste vluchteling”, zei ds. Teunissen. „Gods antwoord op Jona’s onwil is de storm. Ook nu kan God antwoorden op slapende kerkgangers via natuurrampen en besmettelijke ziekten onder mens en dier. Terwijl Jona slaapt, praktiseren de heidenen het principe van ”bidt en werkt”: ze roeien uit alle macht en ontdoen zich van alle aardse goederen.”
De predikant uit IJsselmuiden wees erop dat in reformatorische kring bekering vaak ook zo wordt opgevat: vaatjes overboord gooien. „Eerst zondige praktijken stoppen en dan uit een ander vaatje tappen: netjes gekleed zijn en ijverig naar de kerk gaan, trouw bidden. Maar dat is heiligmaking buiten de rechtvaardigmaking om. Bij Jona moet God een heiden gebruiken om een zendeling weer op zijn plek te krijgen. Nadat Jona letterlijk en geestelijk ontwaakt is, aanvaardt hij het oordeel en de straf. Hier zien we een beeld van de waarachtige bekering: niet de vaatjes, maar het ”ik” moet overboord. Jezus Christus Zelf is weggezonken in de golven van Gods oordeel. Daarom kon Jona zalig verdrinken. Spring er maar in, in die liefde Gods. Dat is stervend tot leven komen; dat is ontwaken in de oceaan van Zijn eeuwig erbarmen.”
Ds. D. Zoet uit Loon op Zand sprak na de pauze over ”Gods wonderdaden in Filippi”, over de geschiedenis van de stokbewaarder uit Handelingen 16. „Wanneer Paulus en Silas gegeseld en in de kerker opgesloten zijn, zou je denken dat het de duivel gelukt is de opmars van het Evangelie naar Europa te stoppen. Satan zal altijd proberen te verhinderen dat zijn rijk van de duisternis door het rijk van het Licht verdrongen wordt. Ook in de kerker zal hij Paulus en Silas tot wanhoop gedreven hebben. Maar de zendelingen hebben uit het voorbeeld van Christus lijdzaamheid geleerd.”
Ds. Zoet wees op de grondtaal, die aangeeft dat Paulus en Silas „biddend gezongen en zingend gebeden” hebben. „Door de aardbeving is de stokbewaarder wel ontwaakt, maar niet bekeerd. God maakt van een bevende zondaar een gekrookt riet. Uit Paulus’ antwoord blijkt dat ware zendingsvrienden liefde kunnen opbrengen voor vijanden.”
Ook nu is er maar één antwoord, zei de predikant uit Loon op Zand. „De zaligheid in die ene Naam. En alleen door het geloof krijg je deel aan Hem. Hoe kom ik aan het geloof? Dat is een gave. Maar hoewel het geloof een gave van God is, geeft God geen ruimte om over de beslissing nog eens rustig te denken. Geloof is een gave, maar tegelijkertijd een eis van God.”
De plaatselijke hervormde predikant, ds. W. Roos, had de zendingsmiddag geopend met een overdenking over Psalm 92. „Zending bedrijven begint bij de les dat God goed is voor een slecht mens. Daar gaat dan de mond van overlopen. Als we het over zending hebben, denken we direct over de landsgrenzen heen. Maar juist in Nederland zou het vaker gehoord moeten worden dat God goed is. Het lijkt wel een verloren zaak. Maar dat staat God niet in de weg”, zei ds. Roos. „Hij gaat door met Zijn werk en Hij kan de mond opnieuw vervullen.”