Wat dunkt u
U, die denkt dat u niet geloven kunt, het is goed dat u zo denkt. Maar wat dunkt u van de Christus? Indien u denkt het geloof uit uw eigen ingewanden voort te kunnen brengen, denkt u onwaardig van Christus. Hij is immers de auteur van het geloof, evenals Zijn Vader, Die de Gever ervan is.
U denkt: Ik kan mij niet bekeren. Het is waar, want indien u de bekering uit uzelf wil voortbrengen, denkt u onwaardig over Christus. Hij is immers door de rechterhand van God verhoogd om bekering te geven? U denkt bij uzelf: Ik kan deze of die plichten niet doen. Maar wat denkt u? Indien u op uzelf blijft zien en op uw onbekwaamheid, zult u nooit enig goed werk kunnen doen. Ik zeg u, u denkt onwaardig van Christus, Die gezegd heeft: Zonder Mij kunt gij niets doen, maar door Mij vermoogt gij alle dingen.Wanneer u echter denkt dat u deze of die dingen in uzelf niet vindt, wordt u soms moedeloos. Dat is ongeloof! Want het geloof is gelegen in de gedachte: Wat ben ik in Christus? Niet alleen woordelijk met de mond, maar ook gelovig met het hart. Gewis in de Heere heb ik gerechtigheid en sterkte. In de mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan. Zo wordt ook in dit hoofdstuk driemaal de uitdrukking „in de Heere” gevonden: in vers 17, 24 en 25.
Ralph Erskine, predikant in Schotland (Evangelische catechismus, 1759)