IJdelheid
Nu de twaalf maanden voleind waren, vinden we de koning Nebukadnezar in zijn koninklijk paleis. In plaats dat hij aan zijn droom denkt en zich verootmoedigt voor de levende en almachtige God, verheft hij zich op de hoogte van zijn paleis. Hij begint te roepen over zijn macht en heerlijkheid.
Zie eens hoe deze mens als in verwondering staat, opgenomen in zijn ijdelheid. Het is alsof hij een onsterfelijke naam verdiend had. „Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb?” Met meer recht had hij kunnn zeggen: Is dit niet de zotheid van Nebukadnezar, die hij getimmerd en gebouwd heeft, die hij tentoongesteld en ten spot van zijn naam en tot getuigen van zijn wijsheid gesteld heeft? Want de voorbijgangers zullen wel gezegd hebben: Zie, hoe onze koning zijn inkomsten besteedt. Maar Nebukadnezar meent dat iedereen hem zal loven en prijzen om zijn bedreven dwaasheid.Hieruit zien we hoe weelde en rijkdom, eer en staat, een gouden ring aan de vinger zijn en dergelijke ijdelheden meer. Het is met verwondering te bezien met wat voor macht zulke ijdele dingen de mensen kunnen beïnvloeden. De koning zag de stad Babel en in zijn ijdele droom zei hij: „Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb?”
Henry Smith, predikant te Londen (”Nebucadnezar”, 1657)