Christendom waar joden niets meer van hebben te vrezen
KAMPEN - Is er nog toekomstperspectief voor de joods-christelijke dialoog? Zo ja, welke zwaartepunten zouden er dan gelegd moeten worden in de studie en de praktijk van de joods-christelijke dialoog in de komende periode?
Deze vraag wierp prof. dr. S. Schoon vanmiddag op in zijn afscheidscollege als bijzonder hoogleraar inzake de verhouding jodendom en christendom aan de Theologische Universiteit te Kampen, een functie die hij sinds 1996 vervulde.Vijf punten verdienen zijns inziens prioriteit. „Daarbij zullen hopelijk ook enkele contouren van een theologie van de dialoog zichtbaar worden.”
In de eerste plaats, aldus de scheidende bijzonder hoogleraar, zal in de dialoog ontdekt en aanvaard moeten worden dat het verschillend zijn van jodendom en christendom verrijkend in plaats van bedreigend is. „Een dialoog zal alleen dan zinvol zijn als christenen in respect voor het anders-zijn van de ander de uitdaging willen aangaan om het levende jodendom te ontmoeten.”
Aan christelijke zijde is de opdracht onontwijkbaar om serieus werk te maken van het doordenken van de theologische consequenties die de joods-christelijke dialoog met zich meebrengt, gaf prof. Schoon als tweede aan. „Kerkelijke verklaringen over het einde van de vervangingstheologie kunnen niet het laatste woord zijn, maar vragen om een grondiger theologische verwerking. Welke opvattingen zullen de aloude vervangingstheorie ten aanzien van het volk Israël vervangen binnen theologie en kerk? Kan de kerk het jodendom erkennen als een levende traditie van heil en kan zij de blijvende betekenis van het joodse volk aanvaarden?”
Drie: Er zal meer wederkerigheid moeten groeien in de dialoog tussen joden en christenen, aldus prof. Schoon, wil deze op den duur levensvatbaar blijven. „Volstrekte wederkerigheid is daarbij onmogelijk. Joden hebben het recht in de dialoog een christendom te verwachten waarvoor ze niets meer hebben te vrezen.”
In de vierde plaats stelde de Goudse predikant, zal er in de komende jaren gezocht moeten worden naar een „vruchtbare verbinding” van de joods-christelijke dialoog met de ’trialoog’ tussen joden, christenen en moslims, en tevens met het geheel van de „veelkleurige interreligieuze dialoog.”
Ten slotte zal er in de ontmoeting tussen joden en christenen „naast de dialoog van het leven en van het verstand” meer ruimte gevonden worden voor een dialoog van het hart, aldus prof. Schoon. „Onderzoek naar verschillen en raakvlakken, maar vooral ook naar spirituele ervaringen in de ontmoeting tussen joden en christenen, kunnen verrijkend zijn voor de dialoog, zonder dat daarbij de loyaliteit aan de eigen religie wordt losgelaten.”
”De ander als geheim”, zo luidde de titel van Schoons afscheidsrede. „Zonder respect voor het geheim van de ander én voor de ander als geheim is er geen toekomstperspectief voor de joods-christelijke dialoog”, stelde hij. „Aan christelijke zijde zal de dialoog moeten leiden tot het definitieve einde van alle uitingen van anti-judaïsme en antisemitisme. Het mysterie van het anders-zijn van jodendom en christendom verwijst joden en christenen naar het geheim dat de ander is. En het geheim van de ander vormt een verwijzing naar het geheim van de Ander (met een hoofdletter), de Onuitsprekelijke „in Wie wij leven, bewegen en zijn” (Hand. 17:28), de Eeuwige Die Zich volgens de joods-mystieke traditie terugtrekt om zijn schepping en schepselen ruimte en verantwoordelijkheid te schenken.”