„In Turkije groeit interesse voor verleden”
’s-HERTOGENBOSCH - In Turkije begint men zich te realiseren „dat de Syrische historiografie van belang is voor de geschiedschrijving van Turkije in het algemeen.” Tot die constatering komt prof. dr. H. G. B. Teule, directeur van het Instituut voor Oosters Christendom aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
De hoogleraar sprak recent op een symposium in de stad Siirt, in Oost-Turkije. Het symposium was georganiseerd door de Tigrisuniversiteit van Diyarbakir, in samenwerking met het stadsbestuur van Siirt. Teule was uitgenodigd om een voordracht te houden over het christelijk verleden van deze stad. In het jongste nummer van Pokrof (tijdschrift voor Oosters Christendom) doet hij verslag van zijn bezoek.Tot voor kort was de tendens in Turkije dat de aanwezigheid van Syrische christenen het beste doodgezwegen kon worden, schrijft Teule. „Op allerlei manieren: in publicaties; door kerken en kloosters te laten verkommeren; door oude christelijke boeken of kunstschatten in musea weg te moffelen en niet ten toon te stellen.”
De laatste jaren is er „in ieder geval in de academische milieus” een kentering merkbaar, stelt de Nijmeegse hoogleraar vast. Zo is er een toenemende belangstelling voor de Syrische taal en cultuur en is er een aantal belangrijke publicaties in het Turks verschenen over de Syrische christenen. Ook wordt er, aldus Teule, binnen de Tigrisuniversiteit „productief samengewerkt” met Turkse geleerden op het gebied van de ontsluiting van Ottomaanse archieven of jaarboeken. Daarnaast werd archeologisch onderzoek verricht naar het ’nestoriaanse’ patrimonium in de regio rond Siirt, bereidt een Turkse geleerde een studie voor over christelijke inscripties en worden de Syrische manuscripten van het museum van Diyarbakir digitaal toegankelijk gemaakt.
tussenkop (u16(Genocide
Het symposium in Siirt verliep in een open en positieve sfeer, blikt Teule terug. „Onderwerpen als de genocide van 1915 of de arbitraire terechtstelling van Addai Scher waren beslist geen taboe. Bovendien bleek dat er aan een groeiend aantal Turkse universiteiten interesse begint te ontstaan voor de geschiedenis van de Syrischtalige christenen. Men begint zich te realiseren dat de Syrische historiografie van belang is voor de geschiedschrijving van Turkije in het algemeen.”
Uiteraard is deze academische interesse slechts een begin, schrijft de hoogleraar, „en moet ze vertaald worden in een andere politieke opstelling ten aanzien van de christenen op Turks grondgebied. Op dit gebied is de situatie, naast positieve signalen, niet altijd rooskleurig.”
tussenkop (u16(Toekomst
Aan het slot van zijn artikel gaat Teule in op het debat rond de verplichte erkenning door Turkije -als voorwaarde voor toetreding tot de Europese Unie- van de genocide van 1915 (die ook Siirt niet voorbijging). „Behalve door bepaalde Europese politieke kringen (met hun eigen belangen) wordt hier ook op aangedrongen door bepaalde groepen oosterse christenen zelf. Het gaat hier echter altijd om mensen die buiten Turkije leven: in de diaspora of in Armenië.”
De Nijmeegse hoogleraar is van mening „dat de afdwinging van een dergelijke erkenning, hoe begrijpelijk ook, contraproductief is en mogelijk de veranderende houding ten aanzien van de christenen in bepaalde Turkse milieus in negatieve zin ombuigt. Misschien maakt het zelfs het gesprek over wat in 1915 gebeurd is, helemaal onmogelijk. De lokale christenen willen naar de toekomst kijken. En ze willen die in Turkije uitbouwen.”