Trouw aan de Europese traditie
Titel: ”De Kooning. Een Amerikaanse meester”
Auteur: Marc Stevens en Annalyn Swan
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam, 2006
ISBN 90 468 0024 5
Pagina’s: 784
Prijs: € 39,95.
Willem de Kooning werd geboren in 1904 en overleed op hoge leeftijd in 1997. Het feit dat er in 2004 reeds deze omvangrijke, ter zake kundige en zeer gedetailleerde biografie over deze kunstenaar gereed lag, in tien jaar tijd geschreven door twee ervaren Amerikaanse kunsthistorici, zegt wel iets over het belang dat -ook buiten Nederland- aan het werk van De Kooning wordt gehecht. Hoewel Willem de Kooning op jonge leeftijd -hij was 22 jaar- naar Amerika emigreerde, heeft hij zijn Nederlandse afkomst en de Europese culturele erfenis nooit verloochend. De onlangs verschenen Nederlandse vertaling van zijn biografie is dan ook volkomen op zijn plaats.
Ondanks de omvang, de kleine letter, de zeer compact gehouden bladspiegel, de 62 bescheiden zwart-witillustraties die weliswaar de tekst verlevendigen maar nauwelijks iets wezenlijks aan de inhoud toevoegen, is de biografie het lezen waard. Gelukkig is wel een kleurenkatern opgenomen, met twintig tamelijk representatieve schilderijen (en een plastiek) van Willem de Kooning.
Het boek leest als een goed gedocumenteerde roman en over de belangrijkste fasen van Willem de Koonings leven wordt de lezer ruimschoots, soms zelfs intiem geïnformeerd. Hij wordt betrokken bij het gepassioneerde leven van de kunstenaar en leert diens verslaafdheid aan zijn werk van dichtbij kennen. Maar ook zijn bizarre relaties met vrouwen en ten slotte zijn fatale drankzucht passeren de revue.
De Koonings leven heeft verschillende hoogte- en dieptepunten gekend en bleek uiteindelijk volstrekt onvoorspelbaar. Ondanks zijn ambitieuze streven naar de top, ondanks zijn controverse met de abstract-expressionisten -waarvan Jackson Pollock ongetwijfeld de meest uitgesprokene was- heeft Willem de Kooning zijn eigen vakmanschap en tekentalent nooit verloochend en bleef hij trouw aan de Europese traditie.
Jonge jaren
De auteurs beschrijven de jonge jaren van De Kooning -1904 tot 1926- in zo’n zeventig pagina’s. Dat is weinig voor een biografie van deze omvang. Het zegt echter iets over het feit dat Willem de Kooning zijn persoonlijke en artistieke ontwikkeling juist niet in zijn geboorteland, maar in Amerika doormaakte. Dat was met name het geval toen hij in 1935 de kunstenaar Arshile Gorky leerde kennen en hij intensief over kunst begon te discussiëren. Ook de worsteling met (de erfenis van) Picasso heeft Willem de Kooning gevormd.
Willem de Kooning werd geboren in Rotterdam-Noord aan de Zaagmolenstraat. Het arbeidersgezin waarin hij zijn jonge jaren doorbracht was chaotisch, armetierig en een bron van voortdurende spanning. Willems ouders scheidden reeds vóór zijn tweede levensjaar. Op vierjarige leeftijd werd Willem gedwongen bij zijn hysterische moeder te gaan wonen, die haar kinderen vaak hardhandig sloeg en bovendien wilde hertrouwen. Gelukkig werd hij op school gestimuleerd en reeds op 16-jarige leeftijd lukte het hem zelfstandig te worden en tegen zijn tirannieke moeder in te gaan.
Na de lagere school werd hij als leerjongen aangenomen bij de gerenommeerde schildersbedrijf van Jan en Jaap Gidding. Dit werd letterlijk het begin van zijn artistieke ontwikkeling. Hij leerde er voor het eerst nauwgezet en van binnenuit het ambachtelijke proces van verf produceren. Dit vakmanschap heeft hij in zijn verdere leven nooit meer losgelaten.
Klassieke opleiding
Jaap Gidding drong er na een jaar op aan dat Willem de Kooning zich op kosten van de zaak bij de kunstacademie voor een cursus handtekenen liet inschrijven. In eerste instantie leerde hij daar lettertekenen en het kopiëren van inscripties. Later volgden geometrische modellen, ingewikkelde draadplastieken en gipsafgietsels van menselijke figuren en koppen. In feite ging het om een volstrekt klassieke opleiding.
Het leren ging Willem de Kooning op de tamelijk oubollige academische opleiding goed af. Hij bleek een van de beste leerlingen te zijn, en ook een volhouder. Maar het instituut nodigde ook uit om ertegen te rebelleren. Op zijn zestiende vertrok Willem de Kooning bij Gidding en verhuisde naar Amsterdam, om daar als bohemien bij zijn zuster in te trekken.
In deze stad kwam hij sterk onder invloed van Bernard Romein, zijn tien jaar oudere rebelse mentor die hem de ogen opende voor de moderne wereld, met name voor het werk van Piet Mondriaan en de architect Frank Lloyd Wright. Willem de Kooning droomde er niet meer van om een ouderwetse kunstenaar te worden. Hij verdiende zijn levensonderhoud intussen met het ontwerpen van reclameborden, maar raakte geïnteresseerd in de nieuwe populaire cultuurtrends die vanuit Amerika naar Nederland kwamen overgewaaid.
Op 18 juli 1922 emigreerde hij zelf naar Amerika omdat de moderne kunst in Nederland aanvankelijk nauwelijks serieus werd genomen, maar vooral omdat hij Amerika zag als het land van de toekomst.
Roeping
De eerste indruk die Arshile Gorky in 1935 op hem maakte zou beslissend worden voor de verdere artistieke ontwikkeling van Willem de Kooning. Dat kwam niet alleen door de revolutionaire aard van Gorky’s werk, dat toen vooral onder invloed stond van Picasso. Het kwam met name doordat het atelier van Gorky een diepe overtuiging uitstraalde, namelijk dat een kunstenaar een welhaast ’religieuze’ roeping te vervullen had. Serieus kunstenaarschap was geen kinderspel, geen vrijblijvend tijdverdrijf. Dit bepaalde de artistieke wending in het werk van Willem de Kooning.
De abstracties van Juan Míro zouden Willem de Kooning bevrijden uit de kubistische vormentaal, en ook van de dominerende invloed van Picasso. Toch bleef Willem de Kooning Picasso bewonderen, omdat deze niets van het verleden verwierp of minachtte. Zo bleef het werk van Willem de Kooning balanceren tussen figuratie en abstractie en was hij op beide niveaus in staat zijn eigen kwaliteit en persoonlijke stijl te handhaven.
Eind november 1943 organiseerde Jackson Pollock zijn eerste solo-expositie, die het begin van de Amerikaanse moderne kunst zou inluiden. In diezelfde periode schilderde Willem de Kooning ”Pink Lady”, een doorbraak in zijn werk. Toch zou Willem de Kooning in de schaduw blijven staan van de revolutionaire Pollock, althans tijdens diens leven, dat in 1956 abrupt door een auto-ongeval werd beëindigd.
De discussies binnen de artistieke elite werden in Amerika na de Tweede Wereldoorlog bepaald door in het marxisme teleurgestelde kunstcritici als Clement Greenberg en Harold Rosenberg, die meenden dat kunstenaars een maatschappelijke voortrekkersrol dienden te vervullen. In dat klimaat kon een ambachtelijk en niet theoretisch ingesteld kunstenaar als Willem de Kooning niet gedijen. Maar door zijn duurzame bondgenootschap met de pretentieloze abstract-expressionist Franz Kline wist Willem de Kooning zich niet alleen te handhaven, maar in de jaren zestig met een reeks monumentale abstracte schilderijen allerwegen respect af te dwingen.
Vrouwen
Willem de Kooning schilderde vanaf 1947 ongeveer dertig jaar lang, en met regelmatige tussenpozen, gedeformeerde vrouwen. Zij vormen een zelfstandig contrasterend thema binnen zijn overige werk. De vraag is: wat leidde hem daartoe, wat was zijn motivatie om zijn aangeboren tekentalent zozeer geweld aan te doen en juist af te rekenen met het fenomeen vrouw, waarmee hij in het maatschappelijk sociale verkeer niet veel moeite had?
Vóór de jaren veertig waren Willem de Koonings vrouwenafbeeldingen strak en realistisch. Daarna werden ze confronterend. Gaandeweg werd hij achterdochtig tegenover vrouwen en gingen zij hem tegenstaan vanwege hun behoefte aan persoonlijke aandacht, maar ook omdat zij hem van zijn werk afhielden. Zijn vluchtige relaties noch zijn kortstondige huwelijk met de hem adorerende maar koopzieke en geldverslindende Elaine Fried konden zijn houding veranderen. Integendeel.
Er zit ook een andere, minder psychologische kant aan deze verwoede aanvallen op de vrouw. Juist in zijn abstracte schilderperiode bleek Willem de Kooning behoefte te hebben aan een soort afrekening met het figuratieve. Zoals wij dit vergelijkenderwijs ook bij Picasso kunnen waarnemen. De vrouwenafbeeldingen vormden daardoor het noodzakelijke contrast met zijn abstracte doeken.
Persoonlijk ben ik van mening dat Willem de Kooning in deze afzichtelijke vrouwenmonsters rigoureus afrekent met zijn hysterische, kwaadaardige en onvoorspelbare moeder, die zomaar kon uitbarsten in een aanval van uitzinnige razernij.
Willem de Kooning werd een chronisch alcoholgebruiker. Sommige slemppartijen duurden wel een week lang, tot bewusteloosheid volgde. Ze leidden tot volledige uitputting. De behoefte aan drank kwam voort uit een verlangen naar bevrijding uit een ondraaglijk geworden stress. Niet zijn artistieke werk was daartoe de aanleiding, maar het voortdurende gekonkel van collega-schilders, hun vrouwen of vriendinnen en de corruptie van de elitaire wereld van kunsthandelaars en kunstcritici die kunstenaars alleen gebruikten voor hun eigen imago.
De biografie is voorzien van een uitgebreid en zorgvuldig samengesteld notenapparaat, documentatie over literatuur en artikelen, films en video’s, interviews, monografieën en catalogi, en een zeer handzaam register. Voor eenieder die het werk van Willem de Kooning wellicht al kent, maar meer over deze kunstenaar, zijn achtergrond en motieven wil weten, is dit boek een welkome schatkamer aan informatie en terecht bekroond met de Pulitzer Prize 2005. Het enig storende element van de boekuitgave is de smakeloze rugtitel die volkomen afwijkt van het omslagontwerp.