EU moet met Afrika praten
Doordat Europese vissers de wateren voor de kust van West-Afrika leegvissen, is er geen perspectief meer voor de oorspronkelijke bewoners en vluchten die massaal naar Europa. Door de vrije handel lijkt met de landbouwers hetzelfde te gaan gebeuren. De EU moet anders onderhandelen met Afrikaanse landen, stelt Margot Klute.
Het is bijna winter. Waar in voorgaande jaren illegale bootvluchtelingen de oversteek niet waagden, lijkt dit jaar de stroom in de wintermaanden -ondanks de ruwe zee- nauwelijks af te nemen. Vanuit West-Afrika per gammel bootje naar de Canarische Eilanden en dan door naar Spanje. Op deze zeeroute laten velen het leven. Waarom? Ze zijn op zoek naar een beter leven. Daar kunnen we verontwaardigd of verontrust over doen. Daarmee zullen wij ze echter niet tegenhouden.De migratie is een gevolg van akkoorden die de afgelopen vijf jaar tussen de EU en Afrikaanse landen zijn gesloten. Om te beginnen heeft Europa zijn visgronden grootschalig verlegd naar de Afrikaanse kustwateren. Begin 2001 werd er een visserijakkoord tussen de EU en Afrika uitonderhandeld waardoor Spaanse, Portugese, Nederlandse en Franse vissers de kustwateren van Mauritanië en Senegal met hun intensieve visserij bijna volledig hebben leeggevist. En gelijktijdig werden Senegalese vissers gestimuleerd hun vangst te vergroten, want Europa nam meer vis bij hen af dan ooit tevoren. Dat alles, terwijl Europa conform haar eigen beginselen, geen blijvende ecologische schade behoort aan te brengen. Gevolg voor Afrika: Vissers die geen enkel toekomstperspectief meer hebben in hun oorspronkelijke broodwinning, kiezen voor de hachelijke oversteek.
Landbouw
Het aantal illegale bootvluchtelingen zal in de nabije toekomst alleen maar toenemen. Naast de vissers zullen ook landbouwers genoodzaakt zijn hun geluk elders te beproeven.
En ook daar is Europa goeddeels debet aan. Hoe zit het? Vanwege de goedkope massa-invoer van bevroren kip, goedkope Nederlandse uien en Italiaanse tomaten worden de inlandse producten weggeconcurreerd. Dat gebeurt in het kader van de liberalisering van de wereldmarkt. Maar de vraag is: hoe kunnen kleine Afrikaanse landbouwers eerlijk concurreren met Europese groothandelaren die met moderne machines en vette subsidies voor extreem lage prijzen produceren?
Ook beschikt de Afrikaanse landbouw bijvoorbeeld over een beperkte infrastructuur en is toegang tot krediet lastiger. Deze ongelijkheid lijkt in 2008 alleen maar groter te worden, omdat dan de Economic Partnership Agreements (EPA’s) tussen Europa en de West-Afrikaanse landen in werking zullen treden. Dat betekent dat beschermende maatregelen van de lokale markt die Afrikaanse landen nu nog kennen, zullen afnemen.
EPA-onderhandelaars van de Europese Unie én onderhandelaars van de Economische West-Afrikaanse Unie (Ecowas) leggen nauwelijks verband tussen de economische gevolgen van de EPA’s en de migratiestromen. Zij zouden een goede beurt maken als zij een legaal migratiebeleid voor laagopgeleide Afrikanen in de EPA-verdragen zouden integreren. Zij zeggen respect voor humanitaire en ecologische principes te hebben. Dit kunnen zij tonen door ook binnen Europa per 2008 vrijhandel te bepleiten en dus verlaging van de EU-landbouw subsidies en tariefmuren te eisen. Niet pas in 2013, zoals nu het plan is.
Duidelijkheid
Een duidelijk migratiebeleid kan een oplossing zijn om de stroom gelukzoekers te beperken. Vooral in de landbouw geldt in heel Europa dat in oogstperiodes extra arbeidskrachten nodig zijn. Zoals Nederland jaarlijks Polen als aspergestekers laat komen, zo zouden ook laagopgeleide Afrikaanse migranten tijdelijk -voor drie maanden of voor een periode van maximaal twee jaar- kunnen worden toegelaten. Met behoud van hun paspoort, om daarna weer terug te gaan naar Afrika. Op dit moment kan geen enkele West-Afrikaan legaal naar Europa emigreren. Dit leidt tot mensonwaardige toestanden, die onnodig zijn.
Veel Afrikaanse migranten hebben huis en haard verkocht en de schamele bezittingen in een rugzak gepropt. Moeder en zusters hebben hun sieraden verkocht, of hebben hun eenmalige jaarinkomsten van de plaatselijke kredietgroep compleet aan de overtocht besteed. Wie met zijn familie bijna 1000 euro bij elkaar heeft gespaard om te migreren is een held, een man, iemand die geslaagd is. En dan heb je nog geen voet in het bootje gezet en nog niet op zee honger geleden. Dan heb je nog niet medereizigers overboord moeten gooien omdat de boot water maakt. Na een barre tocht val je direct in de armen van de Spaanse guardia civil. Weg geld, weg moeite.
Europese onderhandelaars én burgers moeten de gevolgen van hun handelen onder ogen zien en niet langer bij zo’n zichtbare, maar vooral onnodige tragedie de andere kant op kijken.
De auteur is Senegalspecialist bij ontwikkelingssamenwerkingsorganisatie ICCO.