Zijn en schijn
Niet de satan, maar God Zelf openbaart de mens de hardigheid van zijn hart. Hij doet dat om geen andere reden dan de mens door middel van oprechte boetvaardigheid van die hardheid te bevrijden en met verzachtende olie van vertroosting te verkwikken.Ten slotte zijn er maar weinigen bij wie de Heere God onder veel strijd en worsteling het steenharde hart heeft weggenomen en een vlezen hart heeft gegeven. Deze, hoewel ze weinig in getal zijn, bewaren hun hart zorgvuldig opdat ze niet weer verstijven en verharden. Want tegen deze verharding waarschuwt de apostel Paulus in Hebreeën 3:13: „…opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonden.” Om daarover te waken wil de apostel dat de broeders elkaar alle dagen zouden vermanen en waarschuwen.
Bij sommigen ziet het er uiterlijk uit alsof het stenen hart wilde gaan breken en week zou worden. Echter, nauwkeurig bezien zal men bevinden dat het een valse verbrijzeling is, niet ontstaan uit een smartelijk gevoel over de zonden, maar alleen uit vrees voor de straf, waarop geen ware troost is te verwachten. Anderen zijn door langdurig zondigen zo verhard dat niet de minste treurige gedachten bij hen opkomen. Zij ontzien zich niet te zeggen: „Daar zal geen onheil komen.” Zien zij mensen die over hun ziel bekommerd zijn, zij noemen dat zwaarmoedigheid. Hoe anders is echter de waarheid.
Anton Wilhelm Bohme, predikant te Londen (Stichtelijke schriften, 1718)