Kerk & religie

„De grond is niet goed, het zaad wel”

Na een driejarig verlof gaan Arjen Lock en zijn vrouw Maija weer terug naar Papoea-Nieuw-Guinea. Ze hebben daar al zeventien jaar als bijbelvertalers gewerkt. De komende drie jaar willen de twee de vertaling van het Nieuwe Testament in het Abau voltooien.

K. van der Zwaag
9 August 2002 19:16Gewijzigd op 13 November 2020 23:44
ROTTERDAM - Arjen Lock bekijkt met zijn medewerkers in Papoea-Nieuw-Guinea enkele werkjes in de Abautaal, waaronder ook godsdienstige lectuur. - Foto A. Lock
ROTTERDAM - Arjen Lock bekijkt met zijn medewerkers in Papoea-Nieuw-Guinea enkele werkjes in de Abautaal, waaronder ook godsdienstige lectuur. - Foto A. Lock

Hun drie kinderen blijven wel in Nederland. Lock (46) blijkt een gedreven zendingspionier. Al wel dertig keer heeft hij malaria gehad, maar hij is ervan overtuigd dat het brengen van Gods Woord nodig is, omdat het een góéd zaad is. „We moeten daarom niet letten op de kwaliteit van de grond.”

In 1982 gingen Arjen en zijn Finse vrouw met „tweeëneenhalf kind” -Maija was toen in verwachting- naar de rimboe ergens in Papoea-Nieuw-Guinea. Arjen kwam uit een evangelische gemeente in Rotterdam. Een aantal gezinnen was bereid hem en zijn echtgenote financieel te onderhouden, de beproefde formule van de geloofszending en ook de opzet van het Wycliffe-werk. In overleg met het hoofdkantoor van Wycliffe -dat internationaal opereert onder de naam SIL- viel de keus op Papoea-Nieuw-Guinea, en wel op het vertalen van de Bijbel in de Abautaal. Ongeveer 7000 mensen spreken die.

„We kwamen daar midden in de bush aan”, zegt Lock. „De eerste dag hebben we ongeveer vijf uur door het moeras gelopen. Tussendoor gaf m’n vrouw de kleine een paar keer de borst. Onze oudste was toen bijna vier. Een geschikte tijd om de zending in te gaan. We hadden nog niet met school te maken.”

Het derde kind werd geboren in een ziekenhuis langs de kust. „Hij kreeg bij de geboorte een rood draadje om de arm om verwisseling te voorkomen. Dat had niet gehoeven, want we waren de enige blanken”, lacht Lock.

De eerste jaren waren zwaar, werkelijk tropenjaren. In een trainingskamp kreeg het gezin de opdracht in primitieve omstandigheden te overleven. Als slotopdracht moesten ze tien weken in een geïsoleerd dorpje in het regenwoud wonen.

Prompt kreeg iedereen malaria. Lock zelf heeft de ziekte wel dertig keer gehad. Ook de kinderen waren vaak ziek. Langzamerhand bouwden ze echter weerstand op. De kinderen vonden hun weg in het dorp Yabru, waar het gezin uiteindelijk terechtkwam. „De eerste tijd waren we vooral bezig met overleven. We woonden in een huis met een bladerdak. Een vloer en een dak, dat was alles. Omdat we alles knielend en hurkend moesten doen, hadden we al gauw last van onze rug. Gelukkig kregen we vrij snel hulp van twee dames die in de huishouding kwamen. Onze kinderen pasten zich snel aan. Ze waren goed in staat bruggen te slaan.”

De eerste jaren werden besteed aan het beschrijven van de taal en de grammatica. Papoea-Nieuw-Guinea telt meer dan 700 talen. In nog maar 200 daarvan zijn gedeelten van de Bijbel beschikbaar. In het land wordt het populaire pidgin-Engels gesproken, „een handelstaal, maar een met problemen”, aldus Lock. „Ze bestaat uit weinig woorden en de precisie ontbreekt. Voor veel inwoners is de eigen stamtaal toch de taal van het hart. Ze zijn ermee opgegroeid en kunnen er hun eigenlijke gevoelens mee verwoorden. Gelukkig stimuleert de regering de laatste tijd de eigen talen. Het werk van de Wycliffe is dus niet tevergeefs geweest.”

In het dorpje Yabru bestond al een kerk. Die was gebouwd met de komst van de Vergadering van Gelovigen, in 1958. Het gezin Lock kon er elke zondag terecht voor de diensten. „Wycliffe heeft als doelstelling zich te concentreren op het bijbelvertaalwerk. Ze bemoeit zich niet met de plaatselijke kerken. Ik wilde ook niet preken of ander kerkelijk werk doen. We zijn geen gemeentestichters, maar doen ons werk in samenwerking met bestaande kerken. Ons doel is de Bijbel te vertalen en te helpen gebruiken.”

De helft van de inwoners van Yabru was christelijk; de andere helft -zoals op vele plaatsen in het land- in de ban van de invloeden van de geestenwereld. Lock: „Mensen denken daar erg in oorzaak en gevolg. Alles wat er gebeurt in het natuurlijke leven heeft een oorzaak. Ook als iemand gestorven is, blijft die op een of andere wijze in het dorp aanwezig.”

Het Markusevangelie was het eerste bijbelboek dat het echtpaar publiceerde. Ze waren er zeven jaar mee beziggeweest. Maar toen moesten de mensen nog leren lezen en schrijven. Dat Arjen vroeger onderwijzer was geweest, kwam goed van pas. Hij zette een schoolsysteem op en ging onderwijzers trainen en opleiden. Nu bevinden zich in de wijde omtrek 25 scholen, dat wil zeggen huizen op palen en een bladerdak (dat om de vijf jaar moet worden vernieuwd).

Om het halfjaar kwamen onderwijzers voor twee of drie weken om bijgespijkerd te worden. Niet langer, want dan zou het natuurlijke ritme verstoord raken dat mensen nodig hebben om voedsel te vergaderen en zich in leven te houden.

Er is grote belangstelling voor de Bijbel, merkt Lock op. „De pidgin-Bijbel wordt heel goed gelezen. De Abaucultuur is vooral ingesteld op de gemeenschap. Een Bijbel lezen in je eentje doe je niet zo gauw. Je doet dat met elkaar. De laatste twee jaar van ons verblijf hebben we kinderkampen georganiseerd. Als je dan ziet hoe kinderen uit hun eigen Bijbel lezen, is dat heel bemoedigend. Dan zie je dat het werk vrucht heeft gedragen. Het effect van ons werk zien we vooral in de geestelijke verdieping van het leven van mensen.”

Het bijbelvertaalwerk heeft Locks hart. „De Bijbel heeft voor mij altijd een belangrijke rol gespeeld. Daarom heb ik voor dit werk gekozen. We wilden graag het Woord van God achterlaten. Dat is krachtig en in staat mensenlevens te veranderen.

Wij zijn niet meer dan zaaiers. We mogen zaaien vanuit de blijde overtuiging dat ons werk niet is gebaseerd op de kwaliteit van de grond, maar op het feit dat het zaad goed is. Daarom zien we naar boven, niet naar beneden.”

Waarom ga je nu wéér naar Papoea-Nieuw-Guinea? vragen de twee zich wel eens af, en anderen met hen. Arjen: „Juist vanwege het goede zaad. Dat is het waard uitgedragen te worden. We zijn blij dat ook onze kinderen daarachter staan. Dat is ons aandeel in het bijbelvertaalwerk, hebben ze gezegd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer