CGK en GB melden samensprekingen
APELDOORN - In de Waarheidsvriend, het orgaan van de Gereformeerde Bond in de PKN, wordt donderdag verslag gedaan van samensprekingen tussen vertegenwoordigers van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) en de Gereformeerde Bond (GB). De rapportage over het overleg, dat twee keer per jaar plaatsvindt, is nieuw.
Het nieuwste nummer van De Waarheidsvriend meldt dat vertegenwoordigers van de CGK en de GB onlangs met elkaar hebben gesproken over „de kerkelijke ontwikkelingen.”Ongeveer twee keer per jaar ontmoeten de deputaten Eenheid van de Gereformeerde Belijders van de Christelijke Gereformeerde Kerken en een delegatie van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond elkaar.
„Het grondvlak van de kerk is behoudens de rapportage in de driejaarlijkse christelijke gereformeerde synode en enkele opmerkingen in het jaarverslag van de Gereformeerde Bond over het algemeen niet bekend met datgene wat op die vergaderingen gesproken wordt. Het leek ons een goede zaak daarover nu naar buiten te treden”, aldus het artikel, dat geschreven is door prof. dr. J. W. Maris namens de CGK en ds. H. Rozeboom namens het hoofdbestuur van de GB.
Tijdens de laatste samenspreking ging het met name over het functioneren van het kerkelijk ambt. „Gemeenschappelijke problemen zijn er vanwege de devaluatie van het ambt. Er zijn verschuivingen waar te nemen in de waardering van het ambt en de opvattingen daaromtrent. Verschuivingen vanuit de Schriftinterpretatie, vanuit de kerken en met name ook vanuit de hedendaagse cultuur.”
Gesproken is ook over het feit dat de ambtsdrager binnen de kerk aan gezag inboet. „De mondigheid van de gemeente staat hoog genoteerd en velen zien de kerk in bredere verbanden niet meer zitten. Instituties als huwelijk, kerk en ambt zijn bij voorbaat verdacht. Men heeft een afkeer van een strakke organisatie en men komt ook nogal eens tot relativering van het belijden van de kerk. Men laat zich leiden door het gevoel en de sfeer en in veel gemeenten blijkt geen overeenstemming meer te bestaan aangaande het belijden.”
In het gesprek hebben de afgevaardigden vastgesteld dat er „een afbrokkeling van het kerkelijke leven” is waar te nemen. De „moeilijk verdedigbare twisten en scheuringen binnen de gereformeerde gezindte” hebben aan de eenheid in de gezindte geen goed gedaan.
Blijdschap was er bij beide delegaties over de herkenning die er wederzijds is over „de binnenkant” van het ambt, „de vreze des Heeren.” Ambtsdragers moeten weten van „overgave aan en ontzag voor God. Met name wat deze binnenkant van het ambt betreft hebben christelijke gereformeerden en hervormden op gereformeerde grondslag elkaar altijd verstaan. Die herkenning mag met blijdschap ervaren worden.”