Samen afkicken van fossiele brandstof
ARNHEM - Op het eerste gezicht liggen de belangen van energiebedrijf Essent en het Wereld Natuur Fonds (WNF) mijlenver uiteen. Toch werken beide partijen samen aan één doel: duurzame energie. Essent: „Veel organisaties zijn dogmatisch, het WNF niet.” WNF: „Wij houden oog voor realiteit.”
Het idee van groene stroom vervult bestuursvoorzitter Michiel Boersma van Essent nog steeds met trots. „Iedereen weet dat er iets anders moet komen voor gas, kolen en olie. Tien jaar geleden hebben wij daarom groene stroom geïntroduceerd.” Inmiddels wekt de energiereus 45 procent van alle Nederlandse groene stroom op.Het Wereld Natuur Fonds is vanaf het begin bij dit initiatief betrokken, vooral om het nieuwe product te promoten. Volgens directeur Johan van de Gronden verrichtte zijn organisatie in die tijd pionierswerk. „Toen was samenwerking met bedrijven heel bijzonder. Natuur beschermen zonder pionieren lukt echter niet. Wij moeten het doen met bedrijven. Dan bereik je grote groepen mensen en kun je invloed uitoefenen in de top van het bedrijfsleven.”
Beide heren zijn tevreden over de samenwerking. Eind september lieten de partijen weten het sponsorcontract te hebben verlengd tot en met 2009. „Veel organisaties zijn dogmatisch, het WNF niet. Onze relatie is een dialoog”, complimenteert Boersma. „Wij houden oog voor de realiteit”, reageert Van de Gronden. „De economie heeft brandstoffen nodig om te kunnen blijven draaien.”
Essenttopman Boersma -een stenen dolfijntje op zijn bureau- wil niets zeggen over het bedrag dat hij jaarlijks overmaakt naar de natuurorganisatie. „Nee, ook geen indicatie. Maar als je hoofdsponsor bent, praat je niet over een paar dubbeltjes.” Het merk WNF is geld waard, weet Van de Gronden. „Ik schuw het inzetten van ons merk niet, mits het ten goede komt aan onze doelstellingen.”
Bang voor imagoschade is WNF-directeur Van de Gronden niet. „Aan ondernemen kleven risico’s. Neem je die niet, dan treden verstarring en orthodoxie op.”
Dat de sponsorkosten via de energienota door consumenten worden opgebracht, bestrijdt Boersma. „Wij leven in een geliberaliseerde markt. Een bakker op de hoek zorgt er ook voor dat zijn etalage er goed uitziet. Die kosten horen bij een normale bedrijfsvoering. Ik ontsla ook geen werknemers omdat de nota dan goedkoper uitvalt.”
Boersma gaat nog een stapje verder. „Sponsoring is een middel om consumenten zich thuis te laten voelen bij Essent. Door de samenwerking met WNF zijn we zichtbaar in de samenleving. Het is ook niet bedoeld om ons imago op te poetsen. Problemen van klanten oplossen, dat zorgt voor een goede naam.”
Toch liet Essent vorige maand niet na om in paginagrote advertenties -met lieve pandaberen- bekend te maken dat de samenwerking werd verlengd. Ook op de websites van beide partijen is volop aandacht voor de relatie. „Je mag zoiets vertellen, eigenlijk doen wij dat nog veel te weinig. Openheid is een kernwaarde binnen ons concern. Als je zoiets verzwijgt, ben je verkeerd bezig.”
Consumenten kunnen de juiste intenties van bedrijven lastig peilen. Boersma wijst er echter op dat accountants de rapportage maatschappelijk verantwoord ondernemen over 2006, waarin ook de samenwerking wordt genoemd, toetsen. Ook werkt Essent met het zelfontwikkelde ”green gold label”, een certificaat voor groene grondstoffen.
Hoewel beide partijen gelijk denken over duurzaamheid, zijn er op onderdelen ook verschillen van inzicht. Essent is voor 50 procent eigenaar van de kerncentrale in Borssele. De energieleverancier ziet een rol weggelegd voor de centrale. Boersma: „Voor de toekomst richten wij ons op wind en biomassa. Gedurende een overgangsfase kan kernenergie een rol spelen, maar het is aan de maatschappij om hierover een beslissing te nemen.”
Van de Gronden kijkt daar anders tegenaan. „Wij denken dat kernenergie ook in de overgangsfase niet nodig is. Het afvalprobleem geeft grote onzekerheden die een wissel trekken op volgende generaties. We kunnen de toekomstige kosten van een kerncentrale niet inschatten.”
De natuurbeschermingsman ziet meer heil in de combinatie van wind en zon. „Het is wachten op een doorbraak in de technologie. Tot voor kort zijn we in Nederland erg timide geweest met het zoeken naar alternatieven.”
Het probleem zal zich vanzelf oplossen, voorspelt Boersma. „Over 100 tot 200 jaar gebruiken we alleen nog maar zonne-energie. Maar we hebben nog een lange weg te gaan.” Van de Gronden houdt een slag om de arm. „Ik deel het optimisme, maar ik weet niet wat de uiteindelijke oplossing is. In ieder geval moeten wij ons schamen als we pas iets anders bedenken als de fossiele brandstoffen op zijn.”
Dit is het derde deel in een serie over samenwerking tussen goede doelen en bedrijven. Morgen deel vier.