Balkenende: VVD niet stabiel
DEN HAAG (ANP) – Na drie kabinetten in vier jaar wil premier Balkenende vooral stabiliteit in een nieuwe coalitie. Die stabiliteit hangt niet zozeer af van het aantal partijen, maar moet in die partijen zelf zitten. Bij de PvdA ziet de CDA–lijsttrekker die stabiliteit niet, omdat Bos wat hem betreft te vaak van standpunt verandert. Maar Balkenende ziet nu ook geen stabiliteit bij de VVD.
„De huidige VVD zie ik niet als een toonbeeld van stabiliteit", aldus Balkenende, terwijl hij zich dinsdag in zijn ’torentje’ warm loopt voor het slotdebat op de tv. De CDA–leider doelt daarmee op VVD–minister Verdonk, die zichzelf al zag als vicepremier in een nieuw kabinet, tot ze werd teruggefloten door VVD–lijsttrekker Rutte.Terugblikkend op de campagne plaatst Balkenende in een vraaggesprek met het ANP grote vraagtekens bij de strategie van de VVD. Onder het motto „wij het beleid, het CDA de premier" eiste de VVD de eer op voor de successen van de afgelopen vier jaar. Bovendien hekelden de liberalen de opstelling van Balkenende om zich niet uit te spreken voor voortzetting van de huidige coalitie. VVD–vicepremier Gerrit Zalm sprak van een „bange premier".
De CDA–lijsttrekker verwijt de liberalen dat ze daarmee rechtstreeks op de man hebben gespeeld. Volgens Balkenende had de VVD er verstandiger aan gedaan de kleine rechtse partijen buiten spel te zetten. Zelf heeft hij „geen behoefte nu zelf die successen te gaan claimen". Wel zegt hij dat een „stevige CDA–agenda" is omgezet in beleid. Hij herkent in de hervormingen in de gezondheidszorg en in de WAO vooral de hand van het CDA.
Na de vorige verkiezingen werd de lijsttrekker van de VVD, Zalm, de vicepremier in de coalitie. Eerder, bij de mislukte onderhandelingen tussen CDA en PvdA, drong Balkenende er bij politiek leider Wouter Bos tevergeefs op aan om toe te treden tot het kabinet. De CDA’er wilde „een teken van vertrouwen". Als straks de politiek leider van de coalitiepartner eveneens toetreedt tot het kabinet, zou dat toch opnieuw de stabiliteit ten goede komen?
Daarover wil Balkenende dit keer geen uitspraak doen. Wel zegt hij dat een „tweepartijencoalitie niet vanzelf stabieler is dan een coalitie van meer partijen". Die stabiliteit zal vooral afhangen van de heldere werkafspraken in een nieuw regeerakkoord. En wat dat betreft kijkt Balkenende niet met een gerust hart naar de PvdA.
Het liefst wil Balkenende het „succesvolle beleid" van de afgelopen jaren voortzetten. Hij wijst erop dat Nederland de laagste werkloosheid heeft in Europa, in de top drie staat van landen met de kleinste inkomensverschillen en dat ons bedrijfsleven floreert. „Er is zo ontzettend veel goeds gedaan de afgelopen jaren. Dat mogen we niet in de waagschaal leggen".
Balkenende waarschuwt dan ook voor een linkse coalitie, die zou kunnen ontstaan door samenwerking tussen PvdA, GroenLinks en de Socialistische Partij en die door André Rouvoet van de ChristenUnie aan een meerderheid kan worden geholpen. Bijna verontwaardigd gaan zijn armen omhoog. Balkenende moet er niet aan denken wat dit gaat betekenen voor de „economische veerkracht van het land, de financiën van de overheid die nu weer op orde zijn, de ouderenbelasting en de hypotheekrente". En daarbij is de PvdA dan ook nog eens de partij, die „niet inspeelt op de problemen van de vergrijzing".
Balkenende heeft zich bovendien flink gestoord aan de kritiek van de linkse oppositie over bijvoorbeeld vermeende wantoestanden in verpleeghuizen. „Alsof we hier in een derdewereldland wonen waar niets deugt. Wat een onzin". Hij vindt dat partijen als de PvdA hiermee groot onrecht doen aan al die werknemers die dag in dag uit hard werken in de gezondheidszorg.
Ook is hij niet gerust op de standpunten van de PvdA over het strengere veiligheidsbeleid en het vreemdelingenbeleid. Hij kijkt „met belangstelling" naar het debat in de Eerste Kamer over de nieuwe inburgeringswet en de opstelling van de PvdA.
Door alle kritiek op de PvdA wekt de premier wellicht de indruk dat hij in zijn hart liever regeert met de VVD. Maar daarover zegt Balkenende dat hij niet alleen met de liberalen van mening verschilt over de hoogte van de uitkeringen en het budget voor ontwikkelingssamenwerking, maar bijvoorbeeld ook over het korten van de WW–duur. „Een ontkoppeling kan ik niet voor mijn rekening nemen", zegt hij stellig.