„Ik heb meer gekregen dan gegeven”
MONSTER - Het groeilicht van Hortilux Schréder hebben ze in Ethiopië niet nodig, de kennis en contacten van directeur Teun van den Dool kunnen de arme boeren wel goed gebruiken. Hulporganisatie Woord en Daad leert van de samenwerking met het bedrijfsleven. „Resultaat was een vies woord voor ontwikkelingswerkers, maar wij werken nu ook doelgerichter.”
Van jongs af aan voelt Van den Dool zich geroepen tot de zending. Als twintiger voert hij een gloedvol pleidooi bij de diaconale organisatie van zijn kerkverband om de hulp in Honduras en Haïti uit te breiden naar werkzoekenden. „Jullie verzorgen een opleiding tot mulo 3-niveau en gaan vervolgens alleen verder met de predikers. Maar waar blijven die andere jongeren? Zij hebben werk nodig”, zo houdt de ondernemer -„ik heb onrustige genen”- de verantwoordelijke heren voor. Die reageren echter sceptisch en de ondernemer druipt teleurgesteld af.De jaren daarna richt hij zich op de uitbouw van zijn bedrijf in groeilichtsystemen voor de tuinbouw. Toch blijft het kriebelen bij de gereformeerd vrijgemaakte ondernemer. „De Bijbel spreekt over bouwen en bewaren. Hier, maar zeker geldt dat ook voor daar.”
In 2001 hoort hij van initiatieven van Woord en Daad die naadloos aansluiten op zijn visie. „Ik had tijdens mijn werkreizen al veel hulpprojecten gezien. In veel gevallen trekt de in eerste instantie enthousiaste ondernemer zijn handen er na een aantal jaren van af. Maar adeldom verplicht. Je moet niet wijken, maar borgen. Bovendien lijkt de hulp van een solo-ondernemer op een toevalstreffer. De coördinatie en borging vanuit een goede organisatie is belangrijk.”
„Woord en Daad wilde in 2001 een nieuwe stap maken”, legt manager fondsenwerving bedrijven Wim Hasselman uit. „Met onze onderwijsprojecten stoomden we jongeren klaar voor de arbeidsmarkt, maar we hikten aan tegen de slechte werkgelegenheid. Samen met de deelnemende bedrijven in het zogeheten Business Platform hebben we een visie ontwikkeld op deze vorm van hulpverlening. De ondernemers brachten vooral hun kennis en contacten in.”
Al snel blijkt het nut van het partnerschap. Van den Dool: „Het Hope University College in Ethiopië is bijvoorbeeld een prachtige opleidingsplek, maar er ontbreekt een afdeling landbouw. Terwijl dit land van de landbouw leeft. Dat ziet een ondernemer. Inmiddels wordt dit idee opgepakt. In essentie brengen we alleen ideeën, ondernemers zien kansen.”
Samenwerking met ondernemers gaat niet zonder slag of stoot. „Het brengt spanning in je organisatie, er komen immers twee culturen bij elkaar”, analyseert Hasselman van Woord en Daad. „Door open communicatie sla je een brug tussen deze twee werelden. Resultaat was een vies woord voor ontwikkelingswerkers, ze denken meer in langlopende processen. Inmiddels krijgen wij ook steeds meer aandacht voor het zichtbaar maken van resultaten.”
De samenwerking kent een aantal regels. Zo maken bedrijven ieder jaar minimaal 5000 euro per jaar over en respecteren zij de relaties van Woord en Daad. Deelname aan een concreet project is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Inmiddels zijn zo’n honderd bedrijven lid van het Business Platform.
Met de oprichting van het platform heeft de hulpverleningsorganisatie uit Gorinchem een nieuwe geldbron aangeboord. Bedrijven nemen nu ongeveer 10 procent van de totale inkomsten voor hun rekening, vijf jaar geleden was dit percentage nog nihil. Woord en Daad levert geen tegenprestatie, slechts het bedrijfslogo verschijnt af en toe in de periodieken. Hasselman benadrukt ook de voordelen van extra bewogenheid en betrokkenheid.
Hortiluxdirecteur Van den Dool loopt niet te koop met zijn charitas. „Ik heb veel van de Heere gekregen, dat wil ik inzetten in Zijn Koninkrijk. Een marketinginstrument mag de hulpverlening niet zijn, laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet.”
In commercie schuilt een belangrijk gevaar, merkt Hasselman op. „Ik juich samenwerking tussen bedrijven en goede doelen alleen maar toe. Als je echter naïef instapt kan commercie een valkuil worden. De organisatie loopt dan al snel aan de leiband van de onderneming.”
Filantropische ondernemers moeten zich sieren met een bescheiden opstelling, vindt Van den Dool. „Afrikanen en Aziaten zitten echt niet altijd te wachten op onze kernkwaliteiten. Een ondernemer vertelde eens enthousiast over de dingen die hij anderen had geleerd. Toen vroeg een ontwikkelingswerker: „Wat heb jij geleerd?” Verbaasd keek de ondernemer hem aan. „Ik heb niets geleerd.” Dat is natuurlijk jammer. Persoonlijk heb ik meer gekregen dan gegeven. Als ik terugkom uit andere landen, ben ik eerst een paar dagen van de leg. Alle indrukken moet ik eerst herkauwen.”
voetnoot (u17(Dit is het tweede deel in een serie over samenwerking tussen goede doelen en bedrijven. Morgen deel drie.