Kerken bondgenoot van overheid
De kerken moeten samen met de overheid blijven werken aan het terugdringen van de armoede in Nederland. Kerkelijke ambtsdragers hebben en houden daarin hun eigen verantwoordelijkheid. Dat stelt minister mr. A. J. de Geus in reactie op de resultaten van het tweede armoedeonderzoek van Kerkinactie. Dat rapport wordt de minister vandaag in Utrecht aangeboden op de Landelijke Diaconale Dag van de Protestantse Kerk in Nederland.
Armoede daalt in Nederland en zal volgend jaar op het laagste punt sinds 1990 komen. Een goed bericht, omdat het betekent dat meer mensen meer te besteden hebben gekregen. Het werk is nog niet af want iedere mens die in armoede leeft, is er een te veel. Bij het bestrijden van armoede kan de kerk een bondgenoot zijn van de overheid.Uit het onderzoek van Kerkinactie van de Protestantse Kerk in Nederland, dat ik vandaag in Utrecht in ontvangst neem, blijkt dat de diaconieën vorig jaar een kleine 10.000 keer een hulpvraag hebben gehonoreerd. Zij hebben daaraan een bedrag van 7 miljoen euro besteed, een 700 euro per aanvraag.
Maatwerk
Wat ik daarvan vind? Laat ik vooropstellen dat het de taak van de overheid is om een sociaal minimum vast te stellen waarvan mensen rond kunnen komen. Als mensen door pech of problemen niet meer rond kunnen komen, kunnen de gemeenten in individuele gevallen iets extra’s doen. Dat is het maatwerk dat de overheid levert om armoede te bestrijden.
De overheid kan meer doen en heeft dat de afgelopen jaren ook gedaan. In de jaren dat bijna iedereen koopkracht moest inleveren zijn de mensen aan de onderkant ontzien en zijn er voor hen extra middelen beschikbaar gesteld. Met als gevolg dat bijvoorbeeld volgend jaar naar verwacht nog maar 3 procent van de ouderen nog een laag inkomen zal hebben, terwijl dat in 2000, in de jaren van de hoogconjunctuur, nog 12 procent was. De prioriteit van het kabinet om ouderen tijdens de moeilijke economische periode zo veel mogelijk te ontzien, heeft goed gewerkt.
Het blijft een feit dat er nog steeds mensen in financiële problemen raken. Dat kan zijn door een slechte gezondheid, scheiding of schulden. Vaak is het door een opeenstapeling van problemen. Er is dus niet een oorzaak van armoede, waardoor er ook niet een oplossing is. De weg uit de armoede kent vele richtingen. Voor de een zal een re-integratietraject met als uitkomst een baan het middel zijn. Zo moet maatwerk worden geleverd bij de begeleiding van allochtonen. Een ander is geholpen met schuldhulpverlening. Weer een ander zal gewezen moeten worden op de voorzieningen waar hij of zij recht op heeft.
De overheid heeft als taak om mensen op te vangen, te ondersteunen en zo snel mogelijk weer op de been te helpen. Mensen moeten het uiteindelijk zélf doen.
Vertrouwenspositie
Dat geloof in eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid zie ik ook bij de kerk. Daar kruisen onze paden als overheid en kerk. Daar kunnen wij bondgenoten worden. Wij hebben verschillende verantwoordelijkheden maar voelen ons gezamenlijk verantwoordelijk voor de mensen in armoede. Die verantwoordelijkheid vullen wij op onze eigen wijze in. De overheid door haar inkomensbeleid, de kerken door via de diaconieën actief op zoek te gaan naar mensen in armoede. De gestegen hulpvragen bij de diaconieën kunnen betekenen dat zij mogelijk beter mensen met financiële problemen weten te bereiken, waarschijnlijk doordat ze dicht bij de mensen staan en het vertrouwen de mensen hebben.
Van die vertrouwenspositie kunnen zij gebruikmaken door bijvoorbeeld mensen te helpen bij het aanvragen van belastingteruggave of het begeleiden naar een instantie die hen verder kan helpen. Steeds meer diakenen doen dat ook. Een positieve ontwikkeling, want veel financiële problemen hadden voorkomen kunnen worden, áls mensen maar gebruik hadden gemaakt van voorzieningen waar ze recht op hebben. In de voorlichting over de vele voorzieningen variërend van bijzondere bijstand tot belastingaftrek van bijzondere ziektekosten kunnen de kerken een bondgenoot zijn van de overheid.
Temeer daar mensen vaak geen beroep doen op voorzieningen waar ze recht op hebben door taalproblemen, doordat ze vastlopen in het woud van regelgeving en door schaamte. Met name bij oudere mensen bestaat gêne om aan te kloppen voor bijzondere bijstand. Als minister kan ik die mensen wel vertellen dat ze récht op die voorzieningen hebben en dat ze niet moeten schromen er gebruik van te maken, maar ik denk dat de kerk dichter bij die mensen staat en meer kans heeft hen te overtuigen. Daarom heb ik er ook niets tegen dat diakenen een handje helpen met het invullen van formulieren of het doorsturen naar de juiste instantie.
De kerken nemen daarmee geen taak over van de overheid. Zij doen wat ze al eeuwen doen en kunnen daardoor een bondgenoot van de overheid zijn in de strijd tegen de armoede. Maar wel een bondgenoot met een eigen verantwoordelijkheid. Ik nodig de kerken uit dit bondgenootschap aan te gaan.
De auteur is minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.