Afvallige voorhoede
Het heeft iets aantrekkelijks om over ”de tijd” te spreken. De tijd is donker, horen we vaak.
Onwillekeurig kijken we dan om ons heen, en we stemmen ermee in. ’t Is toch allemaal niet niks wat er in deze tijd gebeurt. ’t Valt voor ons toch niet mee om nog naar Bijbelse normen te leven. We worden naar de rand van de samenleving verdrongen. De tijd is zo donker, dat ons eigen onderwijs ons nog afgenomen zal worden. De tijd is zo benauwd, dat er processen tegen onze partij worden aangespannen. Zo voeren we uitgebreide gesprekken over de toestand van land en volk.
Hoewel al die beschouwingen wel kloppen, zijn het over het algemeen niet meer dan afstandelijke analyses. We blijven zelf buiten schot, door alleen maar om ons heen te kijken en niet stil te staan bij onszelf.
En in feite dichten we onszelf heimelijk een heldenrol toe. Terwijl land en volk vooropgaan in het kwaad, behoren wij tot de getrouwen die pal staan voor Gods geboden. De wereld om ons heen zakt weg in het kwaad, maar wij roepen nog terug tot Gods Woord.
Meer of minder verholen worden vergelijkingen gemaakt met de eerste christenen die door de Romeinse keizers vervolgd werden. Zijn wij zo langzamerhand ook niet een vervolgde minderheid? Behoren wij niet tot de kleine groep van rechtvaardigen die tegen de stroom van kwaad oproeien?
Uit deze gedachtegang blijkt hoe ernstig de situatie in Nederland werkelijk is. Want kennelijk begrijpen wij, aan wie Gods Woord nog gelaten is, niets van wat Gods Woord leert over de zonden in de samenleving: namelijk dat wij de hoofdschuldigen zijn.
Gods Woord leert ons dat het oordeel begint van het huis Gods. Dat betekent dat wij niet tot de rechtzinnige achterhoede behoren die voor de goede zaak strijdt, maar tot de afvallige voorhoede die vooropgaat in het afwijken van Gods Woord.
Wat is het aantrekkelijke van het praten over ”de tijd”? Als we het over ”de tijd” hebben, dan hoeven we het niet over onszelf te hebben. Wanneer zullen we toch eens inzien dat het aan ons ligt dat het in ons land zo donker is?
God schonk ons Zijn Woord, en wij verachten het. God schonk ons Zijn Wet, en wij zondigen dagelijks tegen alle geboden. God vraagt van ons liefde tot Hem en tot onze naaste, en wij betonen dagelijks onze vijandschap en zijn onverschillig ten opzichte van onze naaste.
Wanneer we willen leren hoe we ons moeten opstellen tegenover de zonden van land en volk, kunnen we een voorbeeld nemen aan het ontroerende gebed van Daniël (Dan. 9). Daar lezen we onder meer (en daar hebben we niets aan toe te voegen):
„Och Heere, Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden; Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden en van Uw rechten. En wij hebben niet gehoord naar Uw dienstknechten, de profeten, die in Uw naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al het volk des lands. (…)
Wij hebben gezondigd, wij zijn goddeloos geweest. O Heere, naar al uw gerechtigheden, laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd worden van Uw stad Jeruzalem, Uw heiligen berg, want om onzer zonden wil en om onzer vaderen ongerechtigheden, zijn Jeruzalem en Uw volk tot versmaadheid bij allen die rondom ons zijn.
En nu, o onze God, hoor naar het gebed uws knechts en naar zijn smekingen; en doe Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom, dat verwoest is; om des Heeren wil.
Neig Uw oor, mijn God, en hoor, doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de stad die naar Uw naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op uw barmhartigheden, die groot zijn.”
De auteur is ondernemer in de ict-sector.