De Schat in een aarden vat
URK - Vijf gemeenten diende hij in de achterliggende halve eeuw. In Urk zou hij zijn 25-, 40- en -woensdag, dankdag- 50-jarig ambtsjubileum vieren. „Toen ik in 1956 begon, werd er wel eens gezegd: Over vijftig jaar is er in Nederland geen kerk meer. Maar de Heere werkt nog steeds.”
Hij was destijds de jongste predikant van Nederland: 21 jaar. De Reformatie, een van de kerkelijke bladen uit die tijd, wijdde er zelfs een artikel aan - over „broekjes op de kansel.”„Zo heel uniek was het nu ook weer niet”, relativeert ds. J. Brons (71), christelijk gereformeerd emeritus predikant te Urk. „Helenius de Cock was ook al jong dominee. Spurgeon ook.”
Zelf had hij echter ook zijn bezwaren, zegt hij. „Maar de Heere heeft ze me uit handen genomen. Heel duidelijk kwam het op me af wat Hij tegen Jeremia zei: „Zeg niet: Ik ben jong; want overal waarheen Ik u zenden zal, zult gij gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult gij spreken.” En dat heeft Hij ook bevestigd.”
Maar, zegt ds. Brons, „achteraf denk je toch wel eens: Je was wel kwetsbaar. Je miste de levensrijpheid die je toch wel nodig hebt.”
Aarden vat
In Mijdrecht deed kandidaat Brons intrede met de woorden uit 2 Korinthe 4:7: „Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij Godes en niet uit ons.” Ds. Brons: „Je ervaart de zwakheid van het vat, maar ook de heerlijkheid van de Schat. Je gaat steeds meer gevoelen wat het inhoudt een aarden vat te zijn. Maar als ik één ding óók heb ervaren, is het de genade van God, Die de kracht van onze kracht wilde zijn.”
Mijdrecht, het was zijn eerste liefde. „Ik was er ook de eerste predikant. De gemeente was overgekomen uit de Gereformeerde Gemeenten, met ds. R. Kok. Daarvoor was ze sterk geleid door ouderling Den Hertog - de grootvader van de huidige hoogleraar aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.”
„Als ik aan Mijdrecht terugdenk”, zegt ds. Brons, „denk ik niet allereerst aan de nieuwe kerk die daar gebouwd is. Die kwam er pas in het derde jaar dat ik er stond. Wat ik me nog wel goed herinner, is het fabrieksgebouw, die hal van 100 vierkante meter waar we zondags samenkwamen.”
In Mijdrecht maakte de predikant een van de aangrijpendste gebeurtenissen in zijn ambtelijke loopbaan mee. „Een jonge moeder, 24 jaar, in verwachting van haar vierde kind. Dodelijk verongelukt. Het gebeurde op een zaterdag, ik had mijn preek voor de volgende dag eigenlijk al klaar. Hartverscheurend. Wat moet je zeggen? Toen ik in het ziekenhuis in Alkmaar aankwam, had haar man zijn Bijbeltje opengeslagen bij het Gebed des Heeren, het vierde vers: „Uw wil geschied’, Uw wil alleen, Als in den hemel, hier beneên.” Op dat moment heb ik zó de nabijheid van de Heere ervaren. Toen ik ’s avonds thuiskwam, ben ik alsnog een nieuwe preek gaan maken voor de volgende dag.”
Verschillend
Na Mijdrecht (1956-1959) volgden Bunschoten (1959-1965), Nunspeet (1965-1968), Veenendaal-Pniël (1968-1978) en, ten slotte, Urk-Maranatha (1978-1999). Vier heel verschillende gemeenten, aldus de predikant, die in 1999 met emeritaat ging. „Bunschoten was een echte christelijke gereformeerde kerk. De andere gemeenten waren afwisselend gestempeld door de Gereformeerde Gemeenten of de Gereformeerde Kerken synodaal. Nunspeet was voortgekomen uit de Gereformeerde Kerken, Veenendaal uit de Gereformeerde Gemeenten, Urk weer uit de Gereformeerde Kerken. In dat opzicht ben ik wel geconfronteerd met verschillende kerkelijke achtergronden.”
Je merkt het duidelijk in de wijze van geloofsbeleving, zegt ds. Brons, „in de manier waarop de dingen onder woorden worden gebracht. In de ene gemeente dacht men meer in de lijn van de Reformatie, in de andere meer in die van de Nadere Reformatie.”
Waar voelt hij zich zelf het meest bij thuis? „Wezenlijk is er tussen Reformatie en Nadere Reformatie een eenheid. Het gevaar van de Nadere Reformatie is dat de geloofsbeleving op zichzelf komt te staan. Subjectivisme. Dat mensen meer op zichzelf dan op de Heere gericht raken. Ik mis dan wel eens het bevrijdende van de Reformatie. Zekerheid is een wezenlijke eigenschap van het geloof.”
Oude ouderlingen
In Bunschoten, zei ds. J. H. Velema ooit, „ben ik dominee geworden.” Ds. Brons zegt het hem na. „Het jongste kerkenraadslid was twee keer zo oud als ik. In Bunschoten had je nog van die echte oude ouderlingen. Wouter de Jong, Bort Hartog, Arris Huygen. Zij droegen de gemeente op hun hart. Waren er vandaag nog maar meer van die ouderlingen die zó’n hart voor de gemeente hebben.”
Zijn die er dan niet meer? „Ik zie niet alleen een sterke verjonging, maar ook een vervlakking als het gaat om geestelijke kennis. Ik vind dat een droeve ontwikkeling.”
Aan de andere kant, zegt de Urker predikant, „kom je soms ambtsdragers tegen die je vroeger nog op catechisatie hebt gehad. In dat opzicht mag je zeggen dat de Heere toch doorgaat met Zijn werk. Dat stemt tot dankbaarheid.”
„Toen ik in 1956 begon”, zegt ds. Brons, „werd er wel eens beweerd: Over vijftig jaar is er geen kerk meer. Maar ze is er nog steeds. En nog elke zondag klinkt Gods Woord. Tegelijk zie je dat de kerken, ook onze kerken, worden overspoeld door de vloed van de tijd. Onze ontrouw is zo groot, dat ik vrees dat de Heere het licht van Zijn kandelaar uit ons land gaat wegnemen.”
Volkomen
„Toen ik in Veenendaal stond, heb ik wel eens gedacht: Ik heb mijn ambtelijke loopbaan grotendeels voltooid. Ik stond toen nog niet eens 25 jaar in het ambt. Maar de Heere heeft toch nog zo’n verlenging gegeven. In 1978 moest ik naar Urk - en de jaren zijn hier voorbijgevlogen. Ik voel me hier heel goed op mijn plaats.”
Urk: ds. Brons dient er nog altijd. Nog steeds verzorgt hij een deel van het pastoraat van Urk-Maranatha, geeft hij er (gehandicapten) catechisatie en gaat hij nog regelmatig voor. „Nooit had ik kunnen vermoeden dat ik in Urk niet alleen mijn 25- en 40-, maar ook mijn 50-jarig jubileum mocht vieren.”
Zag hij in die vijftig jaar vruchten op zijn werk? „Ik vind het heel moeilijk om dat te zeggen. Je ziet wel eens voor vruchten aan wat later geen vruchten blijken te zijn. Welke maatstaven leg je ervoor aan? Wat laat de Heere je ervan zien? Wat mij altijd sterk heeft bemoedigd, is wat Paulus schrijft in 1 Korinthe 15: „Zijt standvastig, onbeweeglijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Hééren, als die weet dat uw arbeid, uw moeitevolle arbeid, niet ijdel is in den Heere.” Daar gaat het om, om het werk van de Heere. Wiens werk volkomen is.”