„Evangelie is niet alleen voor eigen clubje”
„Vanuit de beslotenheid van de kerkelijke gemeente stap je midden in de wereld.” Zo typeert ds. J. den Boer (49) zijn overgang naar de krijgsmacht. De hervormde predikant te Numansdorp wordt per 14 augustus legerpredikant in de kazerne van Oirschot, de grootste van Nederland. Met de stap naar het leger werd een wens vervuld die hij al had toen hij nog beroepsmilitair was.
In het gezin van ds. Den Boer werd veel over het leger gesproken. Zowel hij als twee zoons hebben er iets mee. De ene was drie jaar beroepsmilitair bij het korps commandotroepen; de andere werkt nog steeds bij de marine, als arts.
Zelf was ds. Den Boer van 1969 tot 1990 beroepsmilitair bij de Koninklijke Marechaussee en de artillerie. Als laatste was hij gelegerd in Schaarsbergen. Daar gaf hij lessen geestelijke vorming, enkele jaren lang in samenwerking met de aalmoezenier. „Dat kreeg meteen mijn hart. Het gaf mij ook de motivatie om theologie te studeren, met altijd de hoop in mij in het leger te werk gesteld te worden.”
Zijn studie theologie, aan de Universiteit Utrecht, was dan ook gericht op het bijzondere pastoraat dat hem voor ogen stond. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn specialisaties: pastorale psychologie, godsdienstige didactiek en ethiek.
Van jongs af aan voelde ds. Den Boer een roeping voor predikant, „al vanaf m’n vijfde jaar, toen de Heere in mij begon te werken.” Maar zijn roeping voor het leger werd wel op de proef gesteld. „Toen in 1994 de dienstplicht werd afgeschaft, was er geen mogelijkheid meer om legerpredikant te worden. Bij een inkrimpende landmacht moesten formatieplaatsen worden ingeleverd. Ik werd in dat jaar docent godsdienst aan de Plancius- en de Revius-scholen in Rotterdam.”
Ds. Den Boer rondde zijn studie theologie in 1994 af. Een jaar later werd hij tot predikant bevestigd in Wouterswoude. In 2001 vertrok hij naar Numansdorp. „Voordat ik in deze gemeenten kwam, heb ik niet onder stoelen of banken gestoken dat ik legerpredikant wilde worden. Als ik het kan en de mogelijkheid is er, probeer ik het, heb ik altijd gezegd.”
In totaal kent de krijgsmacht nu ongeveer zeventig legerpredikanten. Ds. Den Boer wordt werkzaam namens de Nederlandse Hervormde Kerk. Als predikant voor bijzondere werkzaamheden wordt hij bevestigd door zijn collega ds. H. J. W. Laseur.
De bekendmaking van zijn benoeming gaf de nodige verwarring in de gemeente van Numansdorp. Toen de hervormde synode ds. Den Boer als legerpredikant aanstelde -wat de normale procedure is- deed het bericht dat hij was benoemd al de ronde voordat de gemeente officieel was ingelicht.
„Gelukkig heeft de gemeente dat fantastisch opgepakt, want ik was er natuurlijk nog maar een jaar. Vanuit Den Haag werd de mogelijkheid geopend legerpredikant te worden. Hoewel het moeilijk was voor de gemeente, heb ik voor mezelf toch gehoor moeten geven aan deze roeping. Ik heb het aan de Heere mogen voorleggen of dit de weg was. Een halfuur voordat ik de brief waarin ik de beslissing verwoordde op de bus moest doen, kreeg ik een kaart van een gemeentelid waarop stond: „Zaait aan alle wateren.” Ik heb dat als een duidelijke bevestiging gezien.”
Hoewel het leger alleen nog maar vrijwilligers kent, is het werk van de doorsnee militair zwaarder dan voorheen, vindt ds. Den Boer. „Het leger heeft een heel andere taakstelling gekregen. Had het vroeger alleen de grenzen te verdedigen, nu is het meer gericht op vredesmissies in oorlogssituaties.
In tien jaar tijd is het leger compleet nieuw geworden. Militairen worden verplicht ingezet voor een missie die vele maanden kan duren. Ze hebben tegenwoordig allerlei geestelijke en psychische problemen. Ze krijgen te maken met vragen rond leven en dood. Het maakt verschil of je op de Lüneburger Heide zit tijdens een oefening of je bent in Srebrenica. Onderschat ook niet dat mensen soms een halfjaar van huis zijn.”
Het mooie is wel dat je nu met gemotiveerde militairen te maken hebt, zegt ds. Den Boer. „Deze mensen hebben vanuit een innerlijke motivatie voor het leger gekozen.”
De wekelijkse lessen geestelijke vorming zijn nu ook verplicht. „Militairen komen met alle mogelijke richtingen in aanraking, met alle religies en ook met niet-christenen. Ook als legerpredikant stap je vanuit de beslotenheid van de kerkelijke gemeente midden in de wereld.”
Militairen zijn tegenwoordig niet meer zo geneigd zich af te zetten tegen kerk en godsdienst, is de ervaring van ds. Den Boer. „Ze hebben soms een verrassende openheid ontwikkeld. Juist in deze tijd is er ook bij hen ruimte voor het Evangelie. De kennis daarvan is in de maatschappij zo ver weggezakt dat de boodschap voor velen niet meer vanzelfsprekend is. Men gaat uit nieuwsgierigheid vragen stellen en dat vind ik erg positief. Men respecteert elkaar veel meer. Ik zie het als een uitdaging om vanuit orthodox-christelijk perspectief in te spelen op de hernieuwde discussie over normen en waarden.”
Ds. Den Boer betreurt het dat het deputaatschap militairen van de Gereformeerde Gemeenten is opgeheven. „Juist in deze tijd is het zo belangrijk de vaak jonge beroepsmilitairen te ondersteunen in hun taak. Weet u wie er uit uw gemeente in militaire dienst zitten? En wat doet u daarmee? Het kan toch niet zo zijn dat we zeggen: Ze hebben er vrijwillig voor gekozen het leger in te gaan, dus zoeken ze het maar uit? Zo gaan we toch niet met onze gemeenteleden om? Onze verantwoordelijkheid voor hen houdt niet op bij de gemeentegrens. Laten we elkaar juist in deze vaak complexe omstandigheden vasthouden.”
Ds. Den Boer zal zich de komende tijd moeten inwerken in zijn nieuwe baan. Eerst zal hij drie maanden aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) verblijven. Nu al weet hij dat hem volgend jaar een halfjaar Bosnië wacht.
Het heeft hem niet afgebracht van zijn overtuiging dat zijn nieuwe werkkring hem van Boven is opgelegd. „Vanaf het begin heb ik gezegd: Als het niet van de Heere is, gaat het ook niet. Dan weten mijn vrouw en kinderen ook dat ze er niet achter kunnen staan. Maar de roeping is mij in de achterliggende periode steeds duidelijker geworden.”
Ds. Den Boer: „De geschiedenis van Petrus en Cornelius trof mij. Petrus kreeg de roeping het Evangelie te verkondigen onder de heidenen. Zonder dat ik het leger nu met die heidenen vergelijk, gaf deze geschiedenis mij veel rust. Het Evangelie is het waard ook buiten het eigen clubje te worden gebracht. Dat vond ik ook zo mooi tijdens mijn periode in Friesland. Men dacht daar niet in hokjes. In verschillende kerken kon ik het Woord bedienen. Die openheid hoop ik ook in mijn toekomstige werkkring aan te treffen.”