Zending geeft zicht op wereldkerk
WOERDEN - De christelijke kerk schaadt haar roeping als zij het zicht verliest op het wereldwijde lichaam van Christus. Van de kerk wordt een gevoeligheid verwacht voor de indrukken van wat er in de wereldkerk gaande is. Maar het contact met andere christenen vraagt wel zelfonderzoek.
Drs. J. H. van Doleweerd schrijft dat in een bundel over zending die vrijdagmiddag gepresenteerd is ter gelegenheid van het afscheid van drs. G. Nieuwenhuis als secretaris van Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG). Het boek, met de titel ”Gij zult Mijn getuigen zijn” (uitgeverij Den Hertog, Houten), staat onder redactie van Van Doleweerd en ds. W. Harinck.Drs. Van Doleweerd, voormalig zendingswerker in Nigeria en Ecuador en nu hoofd missiologie en toerusting bij ZGG, gaat in een uitvoerig artikel in op uitdagingen en vraagstukken van de zending in de 21e eeuw. In een wereld in beweging is het zendingsveld overal, stelt hij. In Nederland zijn de migrantenkerken sterk in opmars. „Zusterkerken blijven niet meer op een afstand, maar zij mogen ook niet op afstand gehouden worden. Zij begeren met hun moederkerk kritisch in gesprek te gaan. Het vraagt om een receptieve houding en een zoeken naar nieuwe werkvormen die berekend zijn op nieuwe verhoudingen.”
Westers model
Van Doleweerd merkt op dat opleidingsinstituten in de derde wereld vaak opgezet zijn naar analogie van de westerse gangbare modellen van seminarie en universiteit. Dikwijls sluit het opleidingsmodel echter niet aan bij de waarden en de behoeften van de inheemse kerk.
Evangelie en cultuur zijn nauw aan elkaar verbonden. De jonge kerk loopt het grote gevaar van syncretisme. Traditionele vormen worden kritiekloos door de kerk overgenomen. „Toch is de traditie van westerse kerken niet zonder meer over te zetten. Tussen de nieuwe kerken en haar staan eeuwen van kerk- en cultuurgeschiedenis. De jonge kerk moet geholpen worden om aan de hand van Schrift en belijdenis haar eigen vormen te kiezen.” Van Doleweerd waarschuwt ook voor de impact van de materiële welvaart van de westerse zendingswerker op het zendingsveld. „Geduld en volharding is nodig om tot effectieve communicatie te komen.”
Van Doleweerd signaleert een specialisering van het Bijbelvertaalwerk. Een voordeel daarvan is dat een vertaling sneller en met meer precisie tot stand kan komen. Nadeel is dat het vertalen buiten de zone van de kerk kan terechtkomen.
Van belang is dat God tot de mens wil spreken in een taal die men begrijpt en die deel uitmaakt van het hart van de cultuur. „Dat is ook de taal die het leven van de mens binnendringt. Een ’gewijde Bijbeltaal’, zoals vroeger het Latijn gezien werd, is er niet. Het doel is het toegankelijk maken van de gehele Bijbel voor alle volken, waarbij de kanttekening geplaatst moet worden dat niet voor elke taal een vertaling nodig is.”
De zending dient volgens Van Doleweerd ook te zorgen voor een goede vertaling van belangrijke christelijke documenten en belijdenissen uit het verleden. „De confessie weerkaatst het licht van de Schrift. Wel houdt bij een werkelijk onverzoenlijk conflict tussen beide de Bijbel absolute voorrang.”
Kerk en cultuur
In de bundel wordt veel aandacht besteed aan de relatie tussen kerk en cultuur, de geschiedenis van de zending en zending onder Joden. Dr. D. Kroneman en drs. G. I. Guiljam beklemtonen de noodzaak van Bijbels verantwoorde contextualisatie. Die is ook belangrijk om vanuit de Bijbel antwoord te geven op allerlei ethische en kerkordelijke vragen waarmee jonge zendingskerken te maken hebben. Voelhorens voor mensen uit andere culturen zijn belangrijk. „Wie zich paternalistisch opstelt op het zendingsveld, zal het in de regel niet lang uithouden.”
Een gevoelig punt is de verkondiging van het Evangelie in de moderne media. De generale synode van de Gereformeerde Gemeenten gaf in 2001 geen goedkeuring aan het zendingsteam van Guinee om de radio te gebruiken voor evangelisatie, zo meldt de bundel. Drs. P. Eikelboom, directeur van ZGG, zegt dat het argument dat iedereen zo snel mogelijk bereikt moet worden -volgens hem een belangrijk argument in de literatuur over moderne vormen van Evangelieverbreiding- niet het einde van alle discussie is. „Dat de nood van de naaste op het hart gebonden ligt, impliceert niet dat de methode niet meer bevraagd mag worden.” Het is zijns inziens te optimistisch en relativistisch gedacht dat erop kan worden vertrouwd dat de inheemse bevolkingsgroep zélf vorm kan geven aan het christelijk geloof en leven.
Ds. W. Harinck, secretaris van het zendingsdeputaatschap van de Gereformeerde Gemeenten, stelt dat de zendeling een dienaar des Woords is die met ambtelijke volmacht uitgaat om het Evangelie te verkondigen. Alleen in uitzonderingsgevallen, als de uitzending van een zendingspredikant niet mogelijk is, mag een evangelist ambtelijke volmacht verleend worden. „De predikantennood in de Gereformeerde Gemeenten mag ten aanzien van het zendingswerk niet leiden tot oneigenlijke oplossingen.”
Toch blijft deze huidige situatie „enigszins onbevredigend”, meent ds. Harinck. „Misschien dat de jonge kerken die als vrucht op het zendingswerk ontstaan en die zelf de nieuwe positie van de zendeling in hun kerkorde moeten regelen, ons van dienst kunnen worden in het zoeken.”