Remkes schiet mis met herindeling
Het voorstel van minister Remkes om gemeenten met minder dan 20.000 inwoners te laten fuseren, is slecht doordacht. Bovendien is het in strijd met eerdere toezeggingen van het kabinet, betoogt prof. Michiel Herweijer .
Als een nieuwe gemeentelijke herindeling tegenstand oproept, moet het kabinet de „mentale hardheid” tonen om die toch door te voeren, zei de minister onlangs. Remkes is dus wel overtuigd van zijn gelijk.Een pleidooi voor herindeling trekt doorgaans geen kiezers, maar wel de aandacht van de media. En om zijn pleidooi voor schaalverandering kracht bij te zetten verweest de minister naar twee nieuwe uitvoeringstaken van gemeenten: de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en de jeugdzorg.
Alle gemeenten moeten zich op zulke wettelijke taken voorbereiden. Voor veel sociale wetten is de gemeente immers het uitvoeringsorgaan van de nationale overheid in Den Haag.
En sommige gemeenten hebben voor de invoering van de nieuwe WMO inderdaad ook samenwerking gezocht met buurgemeenten. Dat is efficiënt. Men kan zo van elkaars kennis en inzicht profiteren. Ook in landelijk verband -door de Vereniging Nederlandse Gemeenten- wordt de invoering van de WMO gezamenlijk aangepakt.
De feitelijke uitvoering van de WMO -het publiekscontact, de daadwerkelijke dienstverlening- ligt overigens straks niet bij de gemeenten, maar bij de op afstand van de gemeenten geplaatste instellingen voor de thuiszorg.
De jeugdzorg is de tweede uitvoeringstaak van gemeenten die minister Remkes noemt. Het is nu nog de provincie die dit bekostigt. En het zijn de regionale instellingen die deze taak uitvoeren.
Het is helemaal nog geen uitgemaakte zaak dat de provinciale bekostiging en aansturing van de instellingen voor de jeugdzorg aan gemeenten worden overgedragen. Dankzij een lobby van de grote steden kan het wel zover komen. Maar ook in dat geval zal de feitelijke jeugdzorg -de doetaak- niet overgaan naar gemeenten, maar gewoon in handen blijven van regionale instellingen voor jeugdzorg.
Dus in de beide voorbeelden die Remkes noemt, oefent de gemeente geen echte uitvoerende doetaak uit, maar zit ze in rol van regisseur. Een goede regisseur weet van de klanten -de burgers- wat zij willen en zorgt dat deze klanten van de ingehuurde instellingen de dienstverlening krijgen waarop zij recht hebben.
Fusiegolf
Belangrijker nog is de algemene vraag of herindeling wel verstandig is. Tijdens de paarse kabinetten onder minister-president Kok (1994-2002) is het aantal kleine gemeenten door een omvangrijke fusiegolf fors gedaald.
De praktijk leert dat deze fusies veel geld en energie kosten. Het duurt jaren voordat begroting en balans weer in evenwicht zijn en ambtelijke reorganisaties zijn uitgewoed. Na de fusie wordt de afstand tussen het gemeentebestuur en de burgers als groter ervaren. Streekgemeenten stellen daarom dorps- en wijkraden in om de ontstane kloof te overbruggen. Hierdoor maakt men het bestuurlijke landschap ingewikkelder.
Het eerste kabinet-Balkenende zette in december 2002 in een notitie duidelijk een punt achter de gemeentelijke fusiegolf. In de eerste plaats omdat er onder inwoners van gemeenten meestal geen draagvlak is voor fusie. Op dit moment worden fusies van gemeenten nog opgelegd bij wet. De Tweede Kamer besluit daarover. Burgers en bestuurders van de op te heffen gemeenten kunnen (nog) geen beroep doen op de onafhankelijke bestuursrechter om zich uit te spreken over de rechtmatigheid van het ingrijpende opheffingsbesluit.
Ook als een overgrote meerderheid van een gemeente zich in een referendum tegen de herindeling uitspreekt, laat de Kamer zich daardoor niet overtuigen. En zodra een herindeling eenmaal heeft plaatsgevonden, blijkt deze door teleurgestelde burgers niet meer ongedaan te maken. Herindeling is -zoals onder andere in Bathmen is gebleken- een onomkeerbaar proces.
Het tweede argument in de kabinetsnotitie is dat kleinere gemeenten erin slagen burgers beter te mobiliseren. De opkomst bij verkiezingen is bijvoorbeeld in kleine gemeenten altijd een paar procent hoger dan in grotere (heringedeelde) gemeenten. Het is in kleinere gemeenten relatief gemakkelijk goede kandidaten te interesseren voor de gemeenteraad, een cultuur- of een bezwaarcommissie. De tijdsbelasting om deze taken goed te doen valt dan ook nog te overzien.
Opgaven
Er zijn ook nog andere argumenten aan te voeren tegen het voorstel van de minister. Kleinere plattelandsgemeenten staan vaak voor heel andere ruimtelijke opgaven dan grote, verstedelijkte gemeenten.
Maar voor alle gemeenten geldt wel dat ze alleen effectief beleid kunnen voeren wanneer zij erin slagen burgers, bedrijven en instellingen te bereiken en met hen samen te werken. Het is wat dat betreft illustratief dat veel grote gemeenten kiezen voor binnengemeentelijke decentralisatie, zoals wijkwethouders, deelraden en buurtondersteuning.
De auteur is hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.