Indekken tegen Donars donderhamer
De stad Grolle -tegenwoordig Groenlo- werd zowel in 1597 als in 1627 bijna helemaal door brand verwoest. Houten huizen waren in die tijd een gemakkelijke prooi voor het om zich heen grijpende vuur. Talloze andere voorbeelden van vergelijkbare rampen zouden te noemen zijn.
In Oost-Nederland zocht men bescherming tegen brand en blikseminslag door spreuken of tekens op de woning aan te brengen. Wim Scholtz, historicus en voorzitter van vereniging Het Museum Freriks in Winterswijk, deed onderzoek naar deze vorm van bijgeloof. In het museum is een kleine tentoonstelling met geveltoptekens te zien.„In de tijd dat de brand het leven en welzijn van de mens nog zo veel meer bedreigde dan tegenwoordig, zocht men de verklaring hiervoor algemeen in het goddelijke”, constateert Scholtz. De Germaanse goden bleven nog lang na de kerstening van de Lage Landen een rol spelen in het volksgeloof. In Twente en de Achterhoek was het vooral Donar of Thor die ontzag bleef inboezemen. Hij beschikte over de bliksem en droeg een knots of donderhamer bij zich, zo stelde de bijgelovige bevolking zich voor. Deze ”verpletteraar” was een soort boemerang die de god af en toe wegslingerde en weer in zijn hand terugkeerde. Donar was ook de god van weer en wind, van de vruchtbaarheid en de landbouw, wat zijn betekenis in een agrarische samenleving nog groter maakte.
Afgeleid van deze donderhamer waren de zogenaamde donderbeitels, mooi geslepen bijlen uit de late steentijd, maar de bevolking legde verband met de activiteiten van Donar. De stenen werden op sommige plaatsen -Noordoost-Twente- in daken van huizen verwerkt om blikseminslag te voorkomen.
Ook verschillende planten zouden bliksemafwerende kracht hebben. „Het bekendst is wel huislook, dat al vanaf de Romeinse tijd zijn beschermende functie vervult”, geeft Scholtz aan. „”Jovis Barba” noemden de Romeinen het, ofwel: baard van Jupiter, de god met de bliksem. Dit lijkt weer op de andere Nederlandse naam van huislook: donderbaard.”
Huislook werd gedurende een lange periode en over een zeer groot gebied toegepast op daken als middel tegen blikseminslag. Het bijgeloof heeft hier echter een rationele grond. „Huislook is een vetplant, die veel water bevat. Ook korstmossen, die om dezelfde reden op stro- of zodendaken werden aangebracht, hebben het vermogen veel water op te nemen. Grote concentraties van dergelijke planten op de nok van een huis kunnen ervoor zorgen dat een dak minder gemakkelijk vlam vat”, aldus Scholtz.
Er lijkt overigens een verband te bestaan tussen huislook en bepaalde houten geveltoptekens die in het oosten van Nederland voorkomen. Deze ”donderbezems” of ”gekken” lijken sprekend op huislook, maar dan vertaald in hout. Ze zouden dus bedoeld kunnen zijn om de huizen te beschermen tegen blikseminslag en brand. Zekerheid valt hierover echter niet te geven omdat schriftelijke bronnen ontbreken.
Duidelijker in hun betekenis zijn de spreuken die op huizen werden aangebracht. De Romeinen schreven al teksten op de muren om hun woningen te beschermen. Opgravingen in het door lava bedolven Pompeji tonen dat aan. Ook de Germanen kenden aan het geschreven woord een magische kracht toe. „Een traditie die enigszins aansluit bij de Romeinse huisinscripties ontstond in de tweede helft van de zestiende eeuw in het Weser Oberland, een gebied ten noorden van Kassel”, geeft Scholtz aan. „In houten balken boven de ingangsdeur werden vrome spreuken gebeiteld, waarin meestal God werd aangeroepen ter bescherming van het huis en van degenen die erin woonden. Vanzelfsprekend treffen we hier weer spreuken aan ter bescherming tegen brand. Het gebruik breidde zich uit, vooral naar het westen, tot in Twente en de Achterhoek toe.” Een voorbeeld is de tekst op een voormalige stadsboerderij in Groenlo uit 1623: ”Behoedet uns Her voer sunde und schandt / bewart dit hus vor ungeluck und brant”.
Ook zal in menig gebed om bescherming zijn gevraagd tegen onweer en brand, veronderstelt Scholtz. Waar rooms-katholieken zich bij voorkeur richten tot de heilige Donatus, zullen protestanten hun heil rechtstreeks bij God zoeken. De laatsten doen dat niet alleen in persoonlijke gebeden, maar ook op publieke bid- en dankdagen. „Het gaat hierbij niet specifiek om bescherming tegen onweer”, erkent Scholtz, „maar het illustreert wel de afhankelijkheid van de natuur.”
Dit is het derde en laatste deel in een serie over geloof en bijgeloof. Meer informatie: 0543-533533 of www.freriks.nl.