Stille getuigen van het Psalmenoproer
MAASSLUIS - Zo langzaam en zo hard mogelijk zingen, dat vond men in de achttiende eeuw eerbiedig. Het verbaast conservator drs. Marije van Rijnswou van Gemeentemuseum Maassluis niet dat de van overheidswege opgelegde nieuwe manier van zingen in 1775 en 1776 op heftig verzet stuitte in het vissersstadje onder de rook van Rotterdam.
Het museum brengt een opmerkelijke episode uit de plaatselijke geschiedenis in beeld: het Psalmenoproer. Directe aanleiding is het verschijnen van het gelijknamige roman van oud-Maassluisenaar Maarten ’t Hart en het verzoek van de auteur om er een tentoonstelling aan te koppelen.Terwijl de invoering van de nieuwe berijming in 1773 betrekkelijk geruisloos was gepasseerd, wekte de plicht om de psalmen op de korte zingtrant aan te heffen veel beroering. „Men blaatte in die tijd de voorzanger simpelweg na. Verandering van de tekst viel de eenvoudige kerkgangers nauwelijks op. Maar de invoering van de nieuwe zingtrant merkten ze wel degelijk. Ze voelden zich in hun aloude geloofsbeleving aangetast.”
De korte zingtrant verving het isometrische zingen waarbij alle noten even lang werden gezongen. De vernieuwing bestond erin dat de eerste en de laatste noot nog wel lang werden aangehouden, maar de tussenliggende noten sneller werden gezongen. Ook werden de versregels niet langer aan elkaar gezongen, maar volgde na elke regel een korte pauze waarin de organist een tussenspel kon spelen.
Ongeregeldheden
De nieuwe zangwijze leidde tot ongeregeldheden in Maassluis. Groepen kerkgangers verstoorden diensten waarin de korte zingtrant werd gebezigd. Maar daar bleef het niet bij.
„De onvrede werd gevoed door sociale onrust”, licht Rijnswou toe. „De visserij liep terug, de armoede sloeg toe. Mensen werden in hun bestaanszekerheid bedreigd. En nu werden ze voor hun gevoel ook nog eens in hun geloofsbeleving aangetast.
Daarbij kwam dat juist de notabelen, de rijke reders, zich best konden vinden in de korte zingtrant. Geen wonder dat de woede van de eenvoudige vissers zich vooral op hén richtte. Ze werden gemolesteerd, ruiten werden ingegooid, plunderingen hadden plaats. De baljuw van Delft moest er aan te pas komen om de orde te handhaven.”
Rijnswou heeft in het Gemeentemuseum een kleine, maar fijnzinnige expositie over het Psalmenoproer ingericht. Een grote foto van het monumentale orgel in de Grote Kerk is de onbetwiste blikvanger. Het instrument is gebouwd in de jaren 1730 tot 1732 door Rudolph Garrels. Het was een schenking van Govert van Wijn, rijke reder in Maassluis en plaatselijke weldoener.
Rol van orgel
Het orgel heeft de troebelen rond de nieuwe zangwijze meegemaakt, er heel letterlijk een rol in gespeeld als het gaat om de begeleiding van de gemeentezang. Voor het raam hangt een psalmbord dat duidelijk uit later tijd stamt: behalve Psalm 138 staat ook Gezang 273 vers 12 aangekondigd. Rijnswou haalt nog gauw een 2 weg, want Psalm 138 kent nu eenmaal geen 32 verzen.
Voor het orgel staat een maquette van het bedehuis waarin het allemaal gebeurde. Stille getuigen van het oproer zijn vooral de psalmboeken in verschillende berijmingen - van Utenhove, Marnix van St. Aldegonde, Datheen, de staatsberijming uit 1773, een facsimile van de door Datheen vertaalde Franse berijming. Ze zijn grotendeels afkomstig uit de collectie van verzamelaar Gert-Jan Buitink uit Antwerpen. Als aardigheid ligt hier en daar een knijpbrilletje of collectezak tussen de boeken. Enkele bruiklenen komen uit Streekmuseum Jan Anderson in Vlaardingen, een plaats waar vergelijkbare troebelen als in Maassluis plaatshadden.
Verder zijn er oude Statenbijbels, etsen en gravures (David met de harp) uit de tijd van het oproer tentoongesteld. Natuurlijk mogen geluidsfragmenten van de oude én de gewraakte nieuwe zangwijze niet ontbreken. De jaarlijkse psalmendag in Maassluis levert voor dit doel bruikbaar materiaal op.
Het verhaal van het oproer zelf krijgt de bezoeker voorgeschoteld aan de hand van fragmenten uit Maarten ’t Harts boek, waarbij bezoeker diens inkleuring voor lief moet nemen. „En? Mijnheer de reder, wat denkt u er nou van? Ze willen ons Datheen ontnemen.”
Speciaal voor de tentoonstelling heeft Van Rijnswou een comptoirkamertje laten nabouwen. Deze ruimte, doorgaans gesitueerd meteen naast de voordeur en door de gegoede burgerij gebruikt als kantoor, komt regelmatig terug in de roman van ’t Hart. Op tafel liggen pijpen, inktpotten, een veer. En Salomon van Tils ”Eerste werelds ondergang”. Een mooie plek om aan het rumoer op straat te ontsnappen.
Dit is de tweede aflevering in een driedelige serie over geloof en bijgeloof. ”Psalmenoproer in Maassluis” is tot en met 25 februari te zien in Gemeentemuseum Maassluis. Het museum is dagelijks open van 14.00 tot 17.00 uur (behalve op maandag). Meer informatie: 010-5913813 of www.maassluismuseum.nl. Gedurende de tentoonstellingsperiode wordt ook door middel van lezingen aandacht besteed aan het Psalmenoproer. Gert-Jan Buitink en ds. G. van Doornik (Maassluis) hebben hiervoor medewerking toegezegd.
Op zaterdag 10 februari 2007 wordt er een psalmendag georganiseerd in de Grote Kerk van Maassluis.