Prof. dr. K. Runia 1926-2006
KAMPEN - Dit In Memoriam kan niet anders zijn dan een korte impressie van het theologisch en kerkelijk werk van dr. Runia, zoals ik dat na zijn terugkeer uit Australië in 1972 van wat dichterbij heb meegemaakt.
Het kan niet gaan om een evaluatie van zijn theologisch optreden en van zijn dienst in de Theologische Universiteit Kampen (ThUK) en het synodaal-gereformeerd kerkelijk leven. Voor beide kan men terecht in de bundels die hem zijn aangeboden: ”Bewerken en Bewaren”, bij zijn 25-jarig hoogleraarschap (1982) en ”In het krachtenveld van de Geest”, een bundel met eigen werk, inclusief zijn afscheidscollege (1992). Daarnaast verwijs ik naar het portret dat dr. E. van der Veen, onder de titel ”Constant en consistent” heeft geschreven in de bundel ”Profiel theologiebeoefening in Kampen, 1970-1990” (2004).Dr. Runia is op betrekkelijk jonge leeftijd -hij was toen 29 jaar oud- gepromoveerd bij prof. Berkouwer aan de VU. De titel van het proefschrift luidde: ”De Theologische tijd bij Karl Barth (1955)”. Zoals vele promovendi van Berkouwer werd ook Runia geroepen tot een ander vakgebied in de theologie, namelijk de ambtelijke, later in Kampen de praktische theologie genoemd.
Hij werd in 1957 hoogleraar in Geelong (Australië) en keerde in 1971 terug naar Nederland.
In 1972 volgde hij daar de Zuid-Afrikaan Willy Jonker (ook promovendus van Berkouwer en dit jaar overleden) op. Dr. Runia heeft zijn vleugels wijd uitgeslagen
De bundel uit 1982 kent drie afdelingen: ”Kerk en Theologie”, ”De Reformatorische Oecumenische Beweging”en ”De christelijke organisatie”. Op elk van deze terreinen heeft dr. Runia zijn bijdragen geleverd. Op bestuurlijke posten, niet het minst in de Gereformeerde Oecumenische Raad (GOR).
Maar ook via hoofdartikelen en vaste bijdragen in het Centraal Weekblad en in de zaterdagse bijlage van het Friesch Dagblad. Een overzicht van al die artikelen tot aan 1992 vindt men in de bovengenoemde bundel uit 1992 (blz. 221-241). Na zijn emeritaat kreeg zijn pen nog geen rust.
Dr. Runia heeft zich dus op een breed terrein bewogen, zowel kerkelijk als theologisch. Zijn boekje over de geschiedenis van de prediking in Nederland, ”Het hoge Woord in de lage landen” (1985), vind ik een juweeltje.
Zijn boek ”Op zoek naar de Geest” (2000) markeert een verschuiving in de belangstelling van dr. Runia. Begonnen in de school van Berkouwer, in de jaren vijftig, bewoog hij zich onder invloed van allerlei contacten in de richting van belangstelling voor de gaven en het werk van de Geest. Wie de titels van de hoofdstukken in dit boek op zich laat inwerken, ziet dat dr. Runia het reformatorisch vertrekpunt niet wilde verloochenen, en tegelijk de verwerking van de charismatische theologie recht wilde doen.
Hij was en bleef een gereformeerd theoloog midden in de veranderingen binnen theologie en kerk. Met name in zijn pleidooi voor het blijven in de Gereformeerde Oecumenische Synode verschilden we van mening. Dat heeft niet tot blijvende verwijdering tussen ons geleid.
Dr. Runia heeft op zijn plaats in theologie en kerk geworsteld om gereformeerd te zijn. Met een grote soepelheid, waarin niet ieder die sympathie voor vele van zijn publicaties had hem kon volgen. Niettemin neemt zijn omvangrijk oeuvre ook in mijn bibliotheek een gewaardeerde plaats in. Zijn werk is voor mij niet iets uit een verleden tijd.