EU-top moet innovatie impuls geven
BRUSSEL - Het onderwerp prijkt niet voor het eerst op de agenda van de EU: innovatie. Finland ontvangt later deze week de regeringsleiders voor een informele top om de urgentie ervan nog eens te benadrukken. Meer inspanningen op dit terrein zijn nodig omwille van groei en werkgelegenheid.
Vrijdag zijn de hoogste politici van de lidstaten bijeen in Lahti, zo’n 100 kilometer boven Helsinki. De Finnen hebben het genoemde thema verkozen tot een van de voornaamste aandachtsgebieden gedurende de zes maanden vanaf 1 juli dat zij het roulerend voorzitterschap van de Unie bekleden.Niet toevallig uiteraard, want zij weten als geen ander dat technologische vernieuwing perspectief biedt op vergroting van de welvaart. In de jaren negentig onderging de aard van de bedrijvigheid bij hen een succesvolle metamorfose. Het accent verschoof van bosbouw en papierindustrie naar hightech.
Nokia, het elektronica- en telecommunicatieconcern dat overal bekend is van de mobieltjes, geldt als symbool van die transformatie naar een kennismaatschappij. Deze onderneming lukt het om met behulp van veel geld voor het werk in de laboratoria en gesteund door een gunstig klimaat van overheidszijde, telkens een volgende generatie gsm’etjes te presenteren en zo de internationale markten te veroveren.
De EU koestert de ambitie in economisch opzicht de nummer één te worden. Dat legde zij in 2000 vast in Lissabon. De strategie in dat kader is bedoeld om de concurrentiepositie te versterken en kent aan innovatie, het exploiteren van ideeën tot knowhow en het snel toepassen daarvan in producten, hoge prioriteit toe.
Afgesproken werd de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling -vaak aangeduid met R&D, de afkorting van het Engelse research and development- uit te breiden tot 3 procent van het nationaal inkomen. Tot dusver echter voldoet alleen in Zweden (3,7 procent) en Finland (3,5 procent) de optelsom van collectieve en private middelen aan die norm.
Deze landen staan mede door die prestatie in een recent rapport van het World Economic Forum als respectievelijk derde en tweede geklasseerd, achter Zwitserland, op de ranglijst van spelers in de wereld met de beste condities om de mondiale competitie aan te gaan. De Unie als geheel bracht het in 2004 niet verder dan 1,9 procent en bleef daarmee ver achter bij Japan (3,2 procent) en de VS (2,7 procent).
De Europese Commissie heeft ter voorbereiding van de herfsttop een notitie geschreven, met daarin een tiental aanbevelingen voor concrete actie. Zij vervaardigde al vaker een dergelijke aanzet tot beleid, maar dat leverde allemaal weinig op.
Toch is commissaris Verheugen (Ondernemingen en Industrie) optimistisch. In een toelichting op het jongste document, vorige maand, zei hij te verwachten dat de investeringen in R&D de komende jaren voor het eerst fors zullen toenemen. „Ik geloof dat de lidstaten begrijpen dat dit een sleutelelement is bij het beantwoorden van de vraag: Telt Europa straks nog mee?” aldus de Duitser. Hij waarschuwt: „De globalisering vraagt om aanpassingen. De aanstormende concurrentie vanuit China is adembenemend. Ze manifesteert zich in allerlei sectoren waarvan we dachten dat we daarin onverslaanbaar waren.”
Een belangrijk voorstel betreft de oprichting van een Europees instituut voor technologie, dat netwerken creëert om kennis te bundelen en samenwerking te bevorderen. Verder wordt in het praatstuk onder meer gepleit voor een goedkoper octrooisysteem. Het onderwijs moet een zwaarder accent leggen op techniek en exacte wetenschappen, omdat de EU op den duur een enorm gebrek aan vaklieden voorziet. De ict-branche bijvoorbeeld kampt in 2010 naar schatting met 560.000 onvervulbare vacatures.
Een ander punt van zorg betreft de zogeheten braindrain: talentvolle onderzoekers trekken uit Europa weg en gaan elders aan de slag. Verheugen zint op maatregelen om hun repatriëring te stimuleren. Hij stelt vast: „Het heeft niets te maken met de inkomenssituatie. Wat dat betreft zitten we op het goede niveau. Het draait om de randvoorwaarden, zoals een betere uitrusting, minder bureaucratie en ruimere financieringsbronnen.”
Beslissingen hoeven er in Lahti niet te vallen. Er verschijnen na afloop ook geen conclusies op schrift. Toch verlangt Commissievoorzitter Barroso „een heldere en krachtige politieke boodschap.” Op de regeringschefs rust de taak die in eigen land te vertalen in concrete stappen en te bouwen aan een innovatiecultuur. Verheugen: „We hebben vastberadenheid en leiderschap nodig om de woorden om te zetten in daden. Iedereen dient te beseffen dat de tijd dringt. Er bestaat geen realistisch alternatief.”