Samenwerking nodig bij beroepingswerk PKN
UTRECHT - Om de leiding van het gemeenteleven in de nabije toekomst te kunnen garanderen, zullen gemeenten in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) meer moeten samenwerken. Binnen de PKN dreigt over 15 jaar een ernstig predikantentekort. Bovendien moeten kerkelijk werkers met een HBO-opleiding de mogelijkheid krijgen, na een aanvullende studie, voor te gaan in erediensten.
Een en ander blijkt uit het advies van de brede studiecommissie predikantsbezetting, dat in november door de generale synode van de PKN besproken zal worden. De studiecommissie heeft haar aanbevelingen neergelegd in het rapport ”Pastor in Beweging” dat zaterdag openbaar gemaakt is.Prognoses van de commissie van deskundigen uit de Protestantse Kerk wijzen uit dat, ondanks een dalend ledental, er over vijftien jaar in de PKN een tekort is van 300 à 400 predikanten. Allereerst daalt het aantal dienstdoende predikanten relatief sneller dan het aantal kerkleden, met name omdat er fors meer predikanten met emeritaat gaan dan er van de opleidingen komen. Daarnaast loopt de kerk het risico dat predikanten, maar ook kerkelijk werkers, meer en meer een werkkring buiten de gemeenten gaan zoeken. Het werk van predikanten en kerkelijk werkers dreigt namelijk versnipperd te raken, doordat gemeenten uit geldgebrek steeds minder fulltime dienstverbanden aanbieden. Wanneer de functies te klein worden, maken predikanten en kerkelijk werkers de overstap naar andere sectoren, zo is de vrees.
In de praktijk blijkt bovendien, volgens de commissie, dat gemeenten te veel als eilandjes functioneren, waardoor samenwerking en bredere oplossing van de problemen vaak niet mogelijk zijn. Bij die oplossingen wordt dan onder andere gedacht aan kleine gemeenten die samen een predikant beroepen.
De Studiecommissie doet in haar rapport een aantal voorstellen om de continuïteit van de professionele leiding en ondersteuning binnen de gemeenten van de Protestantse Kerk voor de toekomst te garanderen. Naast het voorstel om gemeenten meer te laten samenwerken, adviseert de commissie aan de synode om „de kloof tussen theologen met een academische opleiding en theologen met een HBO-opleiding op te heffen” en tot een „beroepsgroep” van pastores te komen. Volgens de commissie kunnen beide een volwaardige bijdrage leveren aan de opbouw van de kerk en de ondersteuning van de gemeente.
De commissie stelt daartoe allereerst voor om HBO-theologen door middel van een aanvullende opleiding toe te laten tot het predikantschap, waarna zij bevoegd zijn tot bediening van Woord en sacrament. Bovendien zouden HBO-theologen die geen predikant zijn en werkzaam in de gemeente, volgens de commissie meer betrokken kunnen worden bij het ambtelijk werk door hen te roepen tot het ambt van ouderling of diaken, zodat zij daarmee deel gaan uitmaken van de kerkenraad.
Met de genoemde maatregelen kunnen volgens de commissie beide professionals „naast elkaar als collega’s en partners de kerk dienen met hun inzet voor de gemeenten.”
De studiecommissie doet verder tal van aanbevelingen over het predikantschap. Zo zou er meer begeleiding moeten zijn van predikanten. Bovendien zou het huidige beloningssysteem van predikanten na verloop van tijd ingeruild moeten worden voor beloningsdifferentiatie. Wanneer een gemeente besluit te kiezen voor een lager ingeschaalde predikant, moet ook de afdracht aan de centrale kas evenredig naar beneden worden bijgesteld.
Verder wil de commissie de solidariteit tussen gemeenten vergroten. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door naast de bestaande heffing per lid voor de zogenoemde Solidariteitskas, een afdracht per gemeente naar vermogen in het leven te roepen.
De generale synode van de Protestantse Kerk bespreekt het rapport van de brede studiecommissie tijdens haar vergadering van 16 november aanstaande. De commissie vraagt de synode om het rapport ”Pastor in beweging” te aanvaarden als hoofdlijn van beleid, dat in de komende jaren verder zal worden uitgewerkt.