Binnenland

Kunst deed Joodse kinderen hopen

VUGHT - Jona, Eli, Max, Fia, en Lous: kinderen die gespeeld hebben in de barakken van concentratiekampen als Dachau, Bergen-Belsen of Vught. Ze hebben er tekeningen gemaakt en geknutseld. Hun producten hangen nu in een expositie in voormalig Kamp Vught. Sommige schilderijen zijn al vijftien keer ouder dan hun makertjes werden.

Niek Stam
5 October 2006 10:58Gewijzigd op 14 November 2020 04:10
VUGHT – Het maken van kunst was voor veel kinderen in concentratiekam pen een manier om hun veelal gruwelijke ervaringen een plaats te geven. Illustratie: Een tekenend jongetje in doorvoerkamp Theresienstadt, ge maakt in1943/1944. - Illustratie NIOD
VUGHT – Het maken van kunst was voor veel kinderen in concentratiekam pen een manier om hun veelal gruwelijke ervaringen een plaats te geven. Illustratie: Een tekenend jongetje in doorvoerkamp Theresienstadt, ge maakt in1943/1944. - Illustratie NIOD

Een tekening van de desinfectieruimte in concentratiekamp Buchenwald. Een geborduurde riem met afbeeldingen van het leven in Kamp Westerbork. Of zelfverzonnen geïllustreerde sprookjes, gemaakt voor een ziek zusje. Ze tonen dat kinderen een heel andere kijk op oorlog hebben dan volwassenen.Deze voorwerpen zijn te zien op de vandaag geopende tentoonstelling ”Spelen achter prikkeldraad”, in het nationaal monument Kamp Vught. Ze vertellen het verhaal van veel Joodse kinderen die in de kampen hun creativiteit toonden. Daar was wel degelijk tijd voor, zo blijkt.

Niet alle Joodse kinderen kwamen meteen in vernietigingskampen zoals Auschwitz terecht. Allereerst kwamen ze in een doorgangs- of concentratiekamp, zoals Westerbork of Vught. Daar was van opvoeden door de ouders geen sprake meer, vertelt een vrijwilliger van het kamp. „Je kon je ouders hoogstens een keer per week, of per twee weken zien. In de tussentijd was het vooral verveling. Of er was school. Maar die was er alleen als er een juf of meester in het kamp aanwezig was. En het duurde totdat de leerkracht op transport moest, of de kinderen zelf natuurlijk.”

School of verveling dus. Voor zo lang het duurde dan. Op een zekere dag besloten de nazi’s alle kinderen in kamp Vught op transport te zetten, 1269 in totaal. „Naar een kinderkamp”, zo heette het, en er mocht maar een van de twee ouders mee. De reis eindigde rechtstreeks in de gaskamers van Sobibor. Een monument herinnert nog aan het beruchte kindertransport.

Wat achterbleef werd vernietigd. Veel van de kunstwerken, spelletjes en dagboeken van kinderen zijn dan ook verdwenen, behalve wat uit het kamp kon worden gesmokkeld. In Vught is een aantal schilderijen en tekeningen van kinderen bewaard, doordat ze werden meegegeven aan medewerkers van Philips, dat in het kamp een vestiging had.

Het zijn met name deze tekeningen en brieven die in Vught zijn te zien. Het is het resumé van wat samenstelster Esther Göbels nog kon vinden vanuit de kampen in Nederland, Duitsland en Polen.

Göbels maakte de tentoonstelling mede op verzoek van de stichting Kunstenaarsverzet. Dat sommige van de voorwerpen soms al vijftien keer ouder zijn dan hun makertje ooit werd, wijst volgens Göbels op het belang om dit thema aan de orde te blijven stellen. „Het is ook een actueel onderwerp. De tentoonstelling sluit af met enkele kunstwerken van kinderen uit actuele oorlogsgebieden, zoals Eritrea.”

Het toont volgens Göbels de kracht van kunst, ook voor kinderen. „Het gaf hun een stem. En ook de zelfverzekerdheid en durf om dingen te tonen zoals je ze ervaart. Zo bezien is het voor Joodse kinderen ook een vorm van therapie geweest. Het is bekend dat ze om die reden ook gestimuleerd werden door sommige volwassenen, die zelf ook kunst maakten, tot gevangen kunstenaars aan toe.”

De creativiteit vormde voor mij een uitweg, zegt Fia Polak - die rond haar dertiende in Auschwitz belandde en het overleefde. „Die redde mijn leven. Maar het was een creativiteit van een andere aard.”

Kinderen blijken de gruwelen van de oorlog heel anders te zien dan volwassenen, zo blijkt uit sommige schrijfsels. Peter Neistat zat op negenjarige leeftijd in Bergen-Belsen, waar hij dagelijks hopen lichamen zag liggen. „Ik kan me niet herinneren er ooit door geschokt te zijn”, schrijft hij. Maar toen de kinderen ieder een pakket kregen van het Rode Kruis, was dat anders. „Het maakte grote indruk.”

Jona, die als 3-jarig jongetje in het kamp zat, vertelt dat zijn vader overleed, vlak na zijn internering in het kamp. Als troost mocht hij voor één keer met de grotere jongens meespelen. Maar dan moest hij de jongens eerst het lichaam van zijn vader aanwijzen, dat in het knekelhuis lag.

„Het is geen pleziertje/ om als een diertje/ in deze trein/ te zijn”, dicht de jonge Daniël Joseph op een briefje tijdens een transport. Hij overlijdt kort na aankomst in Sobibor, in 1943.

Een van de kinderen komt pas in het kamp tot de bijzondere gewaarwording dat hij Joods is en zich onder alleen maar Joden bevindt. Omdat hij de eerste jaren van zijn leven in een gereformeerd onderduikgezin zat, had hij van zijn identiteit geen weet. In het kamp besluit hij dan ook volgens het Joodse geloof te gaan leven, zo schrijft hij later. „Ik wilde weten waarom ik vervolgd werd.”

De tentoonstelling ”Spelen achter prikkeldraad” in nationaal monument Kamp Vught duurt tot 31 maart.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer