Klacht
„Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp.” Markus 9:24
Hoe zal ik een dankbaar hart krijgen voor de weldaden die ik geniet? Wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen? Dit zou u meer moeten bezighouden dan dat u uzelf gaat kwellen met: Wat zal ik eten, of wat zal ik drinken, of waarmee zal ik mij kleden?Ook getuigt de slaafse vrees voor de dood dat er nog steeds veel ongeloof in uw hart woont. Wordt u niet dikwijls met een bevend en bezwaard hart bezet als u aan uw sterven denkt? Hoe meer u met de vreze van de dood der dienstbaarheid bezet bent, des te meer getuigt dat van ongeloof.
Spreken al de afdwalingen van uw hart tijdens de geestelijke oefeningen, niet van gebrek aan geloof, zwakheid en overheersing van het ongeloof? U komt tot God in het avondmaal, in het gebed, enzovoorts, en wordt met duizend ijdele gedachten bezet. Uw hart wordt meegevoerd en zwermt tot aan het einde van de aarde. Uw consciëntie bestraft u hierover en getuigt dat u God meer bespot. Uw ziel lijdt hieronder. U voelt noch kracht, noch troost in al uw oefeningen en vermoeit uw vrienden met klagen. Maar wat is nu de grondoorzaak van dit alles? Het is uw eigen ongeloof. Daar ligt de oorzaak. Als dat niet genezen wordt, zal het niet beter gaan.
John Flavel,
predikant te Dartmouth
(”Geschenk voor bedroefden”, 1775)