Overblijfselen
De overblijfselen van het ongeloof in Gods volk kosten hen veel tranen en zijn hen een last en een groot verdriet. Er zijn veel dingen die het volk van God uitwendig verdrukken en bedroeven, maar al hun uitwendige moeiten zijn niets vergeleken bij de inwendige verdrukkingen.
Er zijn veel inwendige moeiten die hen doen zuchten, maar geen enkele doet dat meer dan het ongeloof dat ze in hun hart vinden. Deze zonde kost hun met recht meer moeite dan andere zonden, want de zonde van ongeloof is de wortel waaruit andere zonden ontspringen. Ze is een wortel van bitterheid, die alsem en gal voortbrengt en de ziel verlamt.De overblijfselen van het ongeloof in de heiligen onteren God grotelijks en wat God onteert, moet wel een groot verdriet en een grote last zijn voor Hem. Het ongeloof maakt God immers tot een leugenaar. Hoe werpen deze jaloerse bedenkingen niet een smaad op Zijn eer? Gewis, het kan niet anders of het is voor een begenadigd hart een droefheid als God door anderen onteerd wordt. Het veroorzaakt echter nog meer smart als ze zelf God onteren. Om deze reden mogen wij met recht wel in tranen uitroepen: „Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp.” Daarom klagen en treuren zij met recht over die zonden die hen soms het zoetst zijn.
John Flavel, predikant te Dartmouth (”Geschenk voor bedroefden”, 1775)