Een pispot onder de werktafel
De urinelucht hangt door de gehele bovenwoning. Het zachtboard plafond kleurt lichtbruin van sigarettenrook. Het kleed voor de kachel is tot op de planken versleten. Onder een stoel staat een doos met lege bierflessen. De tv staat zachtjes aan. Aan tafel zitten Piet en Jannie Kleermaker. Hij -bril, grijze kuif, heldere blik- in een rolstoel, een morsig pyjamajasje over de blote benen. Zij -broodmager, sterk gerimpeld, schichtige blik- op een stapel handdoeken, met een boodschappenlijstje: „twee sips.” „Ze zijn simpel en semi-analfabeet, maar het zijn heel lieve mensen.”
Toen de Haarlemse ouderenadviseur Joop Portegies voor het eerst de bovenwoning van de Kleermakers betrad, plakten z’n zolen aan het zeil van de trap. „Honderden vliegen vlogen op bij mijn komst in de kamer. Ze hadden een soort marmot, die voor veel vervuiling zorgde. In de keuken stond een emmer met ondefinieerbare substantie.”
De vervuiling was niet het enige probleem waar Portegies op stuitte. De twee zeventigers zonder kinderen leven beiden van hun AOW. „Met de huur, gas en licht eraf was het geld na twee weken op.”
Het huishouden was zwaar verwaarloosd, de inrichting tot op de draad versleten. Piet en Jannie sliepen niet op een bed, maar alleen op een matras waarvan het tijk helemaal was afgesleten. „Ze sliepen dus op het polyester.”
Ook de verzorging van Piet was deplorabel. De oude baas kan niet meer lopen en heeft hulp nodig om uit bed te komen. De zorg kwam geheel neer op zijn vrouw Jannie en op neef Hans, die regelmatig met zijn oom gaat wandelen.
Stevige klus
Voor Portegies, die dagelijks met vijf collega’s zijn handen vol heeft aan hulp voor Haarlemse ouderen, was dit een stevige klus. „Ik was ernaartoe gegaan na een tip van de particuliere verhuurder. Die liep er regelmatig tegen aan dat ze hun huur niet konden betalen.”
De huisbaas kwam maandelijks de contante huur ophalen. Hij was een van de weinige contact die het Haarlemse echtpaar met de buitenwereld had. „Ze lieten niemand toe in hun huishouden, vonden dat bedreigend. De huurbaas heeft het contact met ons bureau min of meer afgedwongen.”
Na het vertrouwen te hebben gewonnen, liet Portegies allereerst een schoonmaakploeg de bovenwoning toonbaar maken. De marmot verdween, de vliegen ook. Via via tikte hij een gratis tweedehands bed met matras op de kop. Een klusjesman zorgde dat het bed wat hoger kwam te staan en monteerde een papegaai (trekarm) eraan voor het in en uit bed stappen van Piet.
Portegies zelf saneerde de ontstane schuld. „De mensen waren gewend om zonder reserve te leven. Jarenlang betaalden ze onroerendgoedbelasting en waterschapslasten, terwijl zij dat met hun minimuminkomen helemaal niet hoefden te doen. Ik vroeg voor hen de minimatoeslag van 500 gulden per huishouden aan, en zorgde voor een traplift, zodat meneer er weer op uit kan, en voor rolstoelen. En ik regelde thuiszorg voor hen.”
De reden voor het bezoek is om een aantal dingen te bespreken. „Meneer is met zijn neef naar een meubelzaak geweest om een nieuw bed te bestellen. Het tweedehandse bevalt hem niet. Ook wil hij met zijn verjaardag naar de Efteling. Maar hun reserve is niet groot. Het gevaar is dat een groot deel van dat geld opraakt.”
In de kachel
„Ha, hier is de Rotterdammer”, zo introduceert Portegies zichzelf. Als hij zit, legt hij een stapel bankafschriften op tafel. „Je ken ze ook in de kachel gooien”, gniffelt Jannie. „Nee, je moet ze in de kast doen, bij de administratie.”
„Je hebt geen makkelijke jeugd gehad, hè Jannie?” Heftig nee schuddend: „Ik werkte bij de koekjesfabriek. Als ik thuis kwam: geen eten. Pakte ik dat, dan kreeg ik klappen”, duidt ze met haar handen. „Nam ik een biertje, werd dat afgepikt.” Vaak werd ze opgesloten in het kolenhok. „Ik ben het huis uitgelopen.”
Portegies: „Jannie, kun je de kachel niet op een waakvlam zetten? Het is hier heel erg warm en het kost bovendien veel geld.” De kleverige kachelknop laat zich echter niet lager draaien.
De thuiszorg blijkt de afgelopen twee weken maar één keer te zijn geweest. De vakantie wreekt zich op de meest kwetsbaren in de samenleving. Vandaar de geurende pispot onder Piets werktafel, waarop een trollenpop op bewerking wacht. Portegies: „Ik zal de thuiszorg bellen of ze weer langskomen.” Vraagt tussen neus en lippen aan Jannie: „Gaat het weer beter tussen Hans en jou?” De gebrouilleerde verhouding lijkt inderdaad verbeterd.
Dan pakt hij het onderwerp ”bed” bij de kop. Onduidelijk is of Piet zelf of neef Hans het nieuwe bed wilde. Duidelijk is wel dat Jannie geen stem in het kapittel heeft. Wijzend naar Piet: „Van mij hoeft het niet, maar hij is de baas.”
Portegies naar Piet: „Weet je wat het nieuwe bed kost?” Piet: „Tweehonderd?” Portegies: „Nee, 450 euro, met matras en al. Jullie hebben 1659 euro spaargeld. Dat is geen vetpot. Jullie willen ook de woning nog laten opknappen. En je hebt ook matrashoezen nodig.” Piet: „Hebben we al.”
Efteling
De hulpverlener weet Piet zo ver te krijgen het nieuwe bed nog niet te bestellen. „Ik laat de klusjesman wel iets van de hoogte van de steunen eraf halen, zodat het opstaan geen pijn meer doet.”
Dan regelt hij de financiële zaken voor de Efteling, waar Piet, Hans en Jannie op Piets verjaardag naartoe hopen te gaan. „Hoeveel willen jullie besteden op 14 september?” Piet: „Vierhonderd.” „Gulden of euro?” „Gulden.” Portegies: „Dat kan wel, maar dat moeten jullie dit jaar niet méér geld opnemen.”
Jannie laat drie zakken wasgoed zien die niet zijn opgehaald. Ze staan in een apart kamertje, waar ook Piets trollenverzameling te zien is. Piet is gek op trollen. „’k Ben daar bezig, de pop komt uit Zwitserland.” Jannie brengt de tijd vooral door met een sigaretje roken en tv kijken.
Portegies herhaalt zijn afspraken: thuiszorg bellen, wasserij bellen, klusjesman inschakelen. Bij het vertrek vraagt Piet de verslaggever: „Wil je beer?” „Bier?” „Nee, béér. Jannie”, klinkt het gebiedend. Jannie komt aangeschuifeld. Opent eerst de servieskast. „Nee, die!” Zijn vrouw strompelt heen en weer voor een andere sleutelbos. Onder in de kast ligt een nieuwe verzameling trollen. Daartussen een allerliefst, maar groezelig beertje. Jannie geeft ’m en kan vervolgens niet meer overeind komen. „Het zijn heel lieve mensen”, concludeert Portegies.
Zelfverwaarlozing
Het geval van Piet en Jannie staat niet op zichzelf. Het Utrechtse Trimbos-instituut waarschuwde vorige week voor een toenemende verwaarlozing van zelfstandig wonende ouderen. Zij verwaarlozen zichzelf, vervuilen, laten de administratie versloffen en zijn vaak erg eenzaam.
Dementie is een belangrijke oorzaak, maar ook andere lichamelijke of psychische klachten spelen een belangrijke rol. De kinderen wonen vaak ver weg en de buren bemoeien zich niet met hun oudere buur.
Het gaat om stille verwaarlozing. Het speelt zich binnenshuis af en de oudere valt niemand lastig. Daarom herkennen hulpverleners niet snel de zelfverwaarlozing. Zo weigert een deel van de huisartsen dementie te herkennen, constateert Joop Portegies. De vijftiger is een van de zes ouderenadviseurs van de gemeente Haarlem. Zij helpen via loket Schalkwijk ouderen en gehandicapten in deze zuidoostelijke jarenzestigwijk. Met enige regelmaat komen hij en zijn collega’s verwaarloosde ouderen onder hun 600 klanten tegen. Zo’n 7 procent van de 75-plussers kent een opeenstapeling van problemen: afnemende gezondheid, problemen met het doen van de dagelijkse dingen, beperkt inkomen en afbraak van het sociale netwerk.
Afwachtend
Veel ouderen zijn afwachtend. Voorbeeld daarvan is de 72-jarige Gjalt Visser, wonend op de achtste verdieping van een torenflat in Schalkwijk. Een tijdje na het aanbellen doet hij open. Over zijn normale kleren met strop heeft hij een ochtendjas aan. De stoppels zijn niet van gisteren. De woonkamer oogt netjes, maar de slaapkamer is ongezellig kaal.
Visser heeft problemen met het bijhouden van de financiën. Opmerkelijk, want zijn gehele leven was hij administrateur bij het GAK en het Sociaal Fonds Bouwnijverheid. Visser opent zijn post echter niet, raakt papieren kwijt, betaalt onvoldoende rekeningen. „Daar zit de post in”, zo wijst hij Portegies een oranje zak. „Hé, de verwijsbrief voor de röntgenfoto van de huisarts is weer boven water.” Datum: 11 april.
Portegies is bezig met het opheffen van een Postbank-rekening van Visser. Derden plunderden deze rekening, zodat er nu een tekort op staat. Portegies: „Hij heeft nu geen pasje meer. We hebben met de kruidenier afgesproken dat hij de rekeningen naar de Stadsbank doorstuurt, die ook de vaste lasten betaalt. We gaan hem binnenkort wekelijks een kleine hoeveelheid handgeld brengen.”
Na wat telefoontjes met de Postbank stelt de Haarlemse seniorenadviseur een zelfgemaakte opdracht op, waardoor het forse tekort in één klap wordt aangezuiverd. Telkens legt hij Visser uit wat hij doet en vraagt hij toestemming. „Vindt u het goed dat ik deze envelop open?” De oude man ondertekent gelaten met de aangereikte pen de opdracht. „Ik vind het best. Ik ben niet zo moeilijk.”
Toename
Zelfverwaarlozing onder ouderen zal in de toekomst alleen maar toenemen, verwacht H. Boon, coördinator van het ouderenwerk in Haarlem. „Dat is de keerzijde van de ontwikkeling dat oudere, maar ook gehandicapte en psychiatrische patiënten steeds vaker zelfstandig gaan wonen. In de aanstaande modernisering van de AWBZ is de kwaliteit van zorg wel geregeld, maar van de welzijnsvoorzieningen niet.” Funest, in deze tijd van individualisering, vindt hij. „Straks is de zorg geweest en dan ligt de dag als een groot gat voor je.”
Dat ervaart Kitty van den Heuvel aan den lijve. In haar smaakvol ingerichte eengezinswoning vertelt de 72-jarige MS-patiënte dat de dagen zich aaneenrijgen sinds haar 67-jarige inwonende vriendin op zichzelf is gaan wonen. „Na 33 jaar; da’s heel wat”, zegt ze vanuit haar rolstoel. De dagopvang in een verpleeghuis stelde volgens haar niets voor, maar Portegies probeert haar naar de dagopvang van een verzorgingstehuis te praten. „Dat is heel wat anders. Ik weet zeker dat je het daar leuk vindt onder leeftijdsgenoten.”
De dagen zíjn saai voor de Haarlemse. Ook op haar wreekt zich de keerzijde van de welvaartsstaat. Uren moet ze wachten totdat de thuiszorg haar uit bed haalt, wast en verschoont. „Halftien, halfelf, op zaterdag en zondag wordt het wel eens halftwaalf of halfeen. En ’s avonds word ik om halftien, halfelf al weer op bed gelegd.”
Hoe ze dat dan met het ontbijt doet? „’s Avonds maak ik m’n brood klaar. Dat neem ik mee naar bed. Gelukkig heb ik nu een tv boven m’n bed. Alleen is de programmering zomers niet zo veel.”
Toch gloort er hoop voor de montere Kitty. Een mevrouw van een buddystichting is langs geweest om voor een nieuwe vriendin te zorgen. Een buurvrouw komt af en toe theedrinken. Met haar oude vriendin doet ze de boodschappen. Portegies: „En als je nu naar die dagactiviteiten gaat, is de thuiszorg verplicht je veel vroeger uit bed te halen. Anders kom je te laat.”
Iets verderop staan twee rode containers op de stoep. Actie van Portegies. Een psychisch zieke vrouw kan niets weggooien. „Mensen met Melkert-banen hebben haar huis leeggehaald en opnieuw behangen en gewit. Eén kamer staat weer vol met alle rotzooi die ze heeft verzameld, tot een matras toe waarop ze ooit heeft geslapen. De woonkamer is nu leefbaar en op de slaapkamer kan ze slapen.” Een kijkje binnen weigert ze echter. Ze is doodmoe van al het gedoe.
Portegies: „Ik hoop niet dat die Melkert-banen wegvallen als gevolg van het aantreden van het nieuwe kabinet. Die mensen doen goed werk. Die worden niet alleen werkloos, maar ook hun nuttig werk valt dan weg. Daardoor gaat nog meer sociale samenhang verloren.”
Om privacyredenen heten Piet en Jannie Kleermaker en hun neef Hans in werkelijkheid anders.